1. Toepassingsgebied
Het publiek vakantiestelsel is van toepassing op de vastbenoemde personeelsleden.
Wat betreft de contractuele personeelsleden en de op proef benoemde personeelsleden kunnen lokale besturen op basis van artikel 17 van de wet van 26 juni 1992 kiezen welk vakantiestelsel zij voor deze personeelsleden volgen. Het publiek vakantiestelsel is dan ook van toepassing op de contractuelen en op proef benoemden indien het bestuur daarvoor gekozen heeft.
2. Opbouw vakantierecht
Het BVR RPR 2023 voorziet dat periodes van disponibiliteit en periodes van dienstactiviteit, met in begrip van bepaalde met dienstactiviteit gelijkgestelde periodes, recht geven op jaarlijkse vakantiedagen, rekening houdend met de prestatieregeling.
Personeelsleden zijn in dienstactiviteit bij verlof of afwezigheid als ze op dat ogenblik het recht op salaris volledig of gedeeltelijk behouden, of ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte.
Volgende met dienstactiviteit gelijkgestelde periodes tellen mee voor de opbouw van de jaarlijkse vakantiedagen:
- Thematische verloven (ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand, palliatief verlof, mantelzorgverlof)
- Vlaams Zorgkrediet
- Adoptieverlof (artikel 30ter arbeidsovereenkomstenwet)
- Pleegzorgverlof (artikel 30quater arbeidsovereenkomstenwet)
- Pleegouderverlof (artikel 30sexies arbeidsovereenkomstenwet)
- Omstandigheidsverlof
- Periode met recht op een uitkering i.k.v. ziekte- en invaliditeitsverzekering anders dan een uitkering bij een periode van ziekte of ongeval privé-leven
- Periode van ziekte of ongeval privé-leven met recht op een uitkering i.k.v. ziekte- en invaliditeitsverzekering
- Afwezigheid wegens militaire dienst die geen volledige kalendermaand beslaat
- Tijdelijke afwezigheid overmacht statutair
- Periode van tijdelijke werkloosheid met recht op een uitkering i.k.v. werkloosheidsverzekering
De Raad kan bepalen dat volgende periodes toch niet meerekenbaar zijn:
- Thematische verloven
- Vlaams Zorgkrediet
- Tijdelijke afwezigheid overmacht statutair
- Periode van tijdelijke werkloosheid met recht op een uitkering i.k.v. werkloosheidsverzekering
De meerekenbaarheid van periodes van ziekte of ongeval privé leven met recht op een ziekte- of invaliditeitsuitkering en periodes van disponibiliteit wegens arbeidsongeschiktheid kan beperkt worden tot 12 maanden.
Periodes van onbetaald verlof (als recht/gunst) geven nooit recht op jaarlijkse vakantiedagen.
Rechtsbron: artikel 53 BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 De vakantiedagen van een vastbenoemd personeelslid worden veelal berekend op basis van de prestaties bij het bestuur in het vakantiejaar, dit is het jaar waarin vakantie wordt genomen (vakantiedienstjaar = vakantiejaar). Het BVR RPR bepaalt dat "elke periode met recht op een salaris recht geeft op jaarlijkse vakantiedagen, rekening houdend met de prestatieregeling". De raad kan bepalen dat periodes met recht op een uitkering in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering of een wachtgeld eveneens recht geven op jaarlijkse vakantiedagen.
VOORBEELD Voltijds = 30d Vakantierecht 2020: 30 dagen Rechtsbron: Artikel 176 en 177 BVR RPR 2007 |
3. Opname
Algemeen
De nota aan de Vlaamse Regering (die weliswaar niet afdwingbaar, maar richtinggevend is) bij het BVR RPR 2023 vermeldt het volgende aangaande de opname van de vakantiedagen:
- Dat het personeelslid zijn vakantiedagen zo veel mogelijk naar eigen keuze zou moeten kunnen opnemen
- Dat het bestuur wel het dienstbelang kan inroepen om sommige aanvragen te weigeren of om georganiseerde afspraken te maken met (een deel van) het personeel over bepaalde periodes of dagen
- Dat besturen nog altijd plaatselijk kunnen inschrijven dat een aantal dagen verlof niet geweigerd kunnen worden omwille van dienstbelang
- Het opnemen van vakantiedagen in aaneensluitende periodes te beschouwen is als een recht (een aaneensluitende vakantieperiode van 16 kalenderdagen (2 werkweken en 3 weekends) is bijvoorbeeld niet onredelijk)
Rechtsbron: Nota Vlaamse Regering bij artikel 52 BVR RPR 2023
Daarnaast hebben de VIA-personeelsleden* sinds 1 januari 2025 recht op een aaneensluitende vakantieperiode van minstens drie opeenvolgende weken tijdens het kalenderjaar, inclusief drie weekends die in die periode vallen.
* Personeelsleden die werken in volgende publieke inrichtingen of diensten die door de Vlaams Gemeenschap worden erkend, vergund of gesubsidieerd: een revalidatieziekenhuis, een initiatief voor beschut wonen, een woonzorgcentrum, een dagverzorgingscentrum, een centrum voor kortverblijf voor bejaarden, een groep van assistentiewoningen, de kinderopvang, de jeugdhulp, een voorziening voor personen met een handicap, een categoraal ziekenhuis, een medisch sociaal opvangcentrum, de diensten voor gezins- en bejaardenzorg, de ambulante revalidatievoorzieningen, de lokale dienstencentra.
Dit impliceert niet dat voor de VIA-personeelsleden die in een beurtrolsysteem van één weekend op twee werken, een recht ontstaat op vijf opeenvolgende vrije weekends of dat ze verplicht kunnen worden om op jaarbasis meer dan 25 weekends te presteren.
Het recht op een aaneensluitende vakantieperiode van minstens drie opeenvolgende weken tijdens het kalenderjaar (inclusief drie weekends die in die periode vallen) kan uitzonderlijk beperkt worden bij organisatorische noodwendigheden. Onder organisatorische noodwendigheden wordt verstaan: de verzekering van onontbeerlijke personeelsomkadering voor het functioneren van de dienst nadat alle beschikbare ondersteunings- of vervangingsmogelijkheden binnen het huidige organisatorische kader zijn ingezet tijdens de vakantieperiode in kwestie.
Rechtsbron: artikel 52/1 BVR RPR 2023 - onder voorbehoud van publicatie in het B.S.
BVR RPR 2007 Artikel 176 §1 tweede lid BVR RPR 2007 bepaalt dat de vakantiedagen worden genomen naar keuze van het personeelslid, met inachtneming van de behoeften van de dienst. Het personeelslid moet zijn vakantiedagen dus zo veel mogelijk naar eigen keuze kunnen opnemen, maar het bestuur kan wel het dienstbelang inroepen om sommige aanvragen toch te weigeren of om georganiseerde afspraken te maken met (een deel van) het personeel over bepaalde periodes of dagen. In afwijking van bovenstaande, kan het personeelslid wel 4 dagen vakantie nemen zonder dat het dienstbelang kan worden ingeroepen om de vakantie te weigeren. De opname van de vakantiedagen gebeurt dus naar vrije keuze van het personeelslid, rekening houdend met de behoeften van de dienst. Het is aangewezen om regels in het arbeidsreglement op te nemen in geval van meerdere aanvragen voor eenzelfde periode:
In principe dienen alle vakantiedagen tegen het einde van het jaar te worden opgenomen. Het bestuur kan echter bepalen dat enkele vakantiedagen mogen overgedragen worden naar het volgend vakantiejaar. Het bestuur legt hier best regels voor vast:
|
Ziekte vóór en tijdens vakantie
Het BVR RPR 2023 bepaalt dat als personeelsleden arbeidsongeschikt worden vóór de aanvang van aangevraagde en toegestane vakantiedagen, de vakantie wordt opgeschort.
Als personeelsleden arbeidsongeschikt worden tijdens een periode van jaarlijkse vakantie, wordt het vakantieverlof omgezet in verlof wegens arbeidsongeschiktheid.
Onder personeelslid wordt verstaan: het statutaire en het contractuele personeelslid.
Rechtsbron: artikel 54 en artikel 1, 13° BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 Statutairen Wanneer men arbeidsongeschikt wordt omwille van ziekte of ongeval voor of tijdens de aangevraagde vakantieperiode, gelden volgende regels voor statutaire personeelsleden, zoals opgenomen in artikel 178 BVR RPR 2007:
Indien een statutair zijn vakantiedagen niet heeft kunnen opnemen omwille van ziekte of ongeval op het einde van het jaar of het einde van de periode van de overgedragen vakantiedagen, kan het bestuur bepalen dat deze vakantiedagen worden toegevoegd aan het ziektekrediet (artikel 187, §4 BVR RPR 2007). Contractuelen Wanneer men arbeidsongeschikt wordt omwille van ziekte of ongeval voor of tijdens de aangevraagde vakantieperiode, kan het volgende worden meegedeeld wat betreft de contractuele personeelsleden. Enerzijds zou men kunnen stellen dat bij de keuze voor de toepassing van het publiek vakantiestelsel op contractuelen alle regels van het BVR RPR 2007 van toepassing zijn. Anderzijds moet worden opgemerkt dat voormeld artikel 178 BVR RPR 2007 enkel en expliciet statutairen vermeldt. Er zou bijgevolg kunnen worden gesteld dat voormeld artikel enkel van toepassing is op statutairen. In deze optiek is er dan ook geen specifieke wettelijke regeling voor de contractuele personeelsleden bij toepassing van het publiek vakantiestelsel. Bijgevolg geldt het algemeen rechtsbeginsel ‘eerste schorsing primeert’. De toepassing van deze regel leidt tot het volgende:
|
Ziekte op het einde van het jaar
Overeenkomstig het BVR RPR 2023 moet de raad in de lokale rechtspositieregeling de nadere regels vaststellen voor het geval het personeelslid zijn dagen vakantie niet heeft kunnen opnemen omwille van ziekte. Hierbij moet rekening gehouden worden met hogere regelgeving.
Rechtsbron: artikel 52, derde lid BVR RPR 2023 en nota Vlaamse Regering bij dit artikel
BVR RPR 2007 Opgebouwde vakantiedagen die men op het einde van het jaar niet heeft kunnen opnemen, kunnen niet worden uitbetaald. M.a.w. uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat, wanneer een werknemer als gevolg van arbeidsongeschiktheid niet alle vakantiedagen heeft kunnen opnemen voor het einde van het vakantiejaar, hij/zij de niet-opgenomen dagen volgens het Hof moet kunnen overdragen. Bij toepassing van het publiek vakantiestelsel, maakt men in principe geen onderscheid tussen wettelijke en bijkomende dagen. Men heeft dan “gewoon” recht op zoveel (30-35) verlofdagen, waarop dezelfde regels van toepassing zijn. Indien door een bestuur (desgevallend in het kader van een betwisting) zou worden beslist om zich te baseren op de Europese regelgeving/rechtspraak, dan dienen wij echter op te merken dat het recht op overdracht van verlof bij ziekte o.i. enkel geldt ten aanzien van de minimumperiode van jaarlijkse vakantie waarop men volgens de Richtlijn recht heeft of die volgens de Richtlijn minstens moet worden gewaarborgd, met name 4 weken, hetgeen dus, in geval van voltijdse prestaties in een 5-dagen week, (ook) neerkomt op 20 dagen. Volgens uitspraken van het Hof m.b.t. geschillen in andere landen kan de Europese rechtspraak in een procedure voor de rechtbank rechtstreeks door personeelsleden worden ingeroepen tegen regionale overheden, steden of gemeenten. |
4. Onvolledig vakantierecht (vast arbeidsregime)
Onvolledig arbeidsregime
Indien men werkt met een deeltijds arbeidsregime, bouwt men slechts een vakantierecht op rekening houdend met zijn arbeidsregime.
VOORBEELD Voltijds = 30d Deeltijds 3/5de = 30 x 3/5de = 18d |
Onvolledig vakantiejaar
Indien een personeelslid in de loop van het jaar in dienst of uit dienst treedt, wordt het vakantierecht in evenredige mate verminderd. Volle maanden tellen uiteraard mee. Voor onvolledige maanden dient een billijke proratisering te worden toegepast, bijvoorbeeld: elke dag = 1/360ste.
VOORBEELD Voltijds = 30d In dienst vanaf 1 april = 30 x 9/12 = 22,5d |
5. Wijziging arbeidsregime
Wijziging in het begin van het vakantiejaar
Gezien het vakantierecht wordt berekend op basis van de prestaties in het vakantiejaar, dient men gewoon het vakantierecht te berekenen in het begin van het jaar op basis van de gegevens die men dan heeft.
VOORBEELD |
Wijziging in de loop van het vakantiejaar
Het vakantierecht wordt berekend op basis van de prestaties in het vakantiejaar (vakantiedienstjaar = vakantiejaar).Op moment van wijziging van arbeidsregime in de loop van het jaar, dient men een het vakantierecht te berekenen op basis van de nieuwe informatie waarover men op dat ogenblik beschikt.
Indien blijkt dat er na de herrekening al te veel vakantiedagen opgenomen zijn, kunnen deze aangerekend worden op het volgend jaar.
VOORBEELD |
Rechtsbron: Art. 177 BVR RPR en verslag aan de regering bij dit artikel
6. Wijziging statuut (zelfde werkgever)
Contractueel/op proef benoemd (onder privaat stelsel) naar statutair (onder publiek stelsel)
Vanaf het moment van de statutaire aanstelling bouwt men vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiejaar (=huidig jaar). De dagen die men zo nog kan opbouwen in het vakantiejaar mag men vanaf dat moment opnemen.
De nog niet opgenomen wettelijke vakantiedagen van vorig jaar evenals de opgebouwde vakantiedagen voor volgend jaar opgebouwd als contractueel/op proef benoemde worden op het einde van het contractueel dienstverband/de op proef benoeming uitbetaald door het enkelvoudig vakantiegeld uit dienst. Deze kunnen in de statutaire aanstelling niet meer opgenomen worden (en dus dienen er ook geen verrekeningen te gebeuren).
Statutair naar contractueel (onder privaat stelsel)
Als statutair bouwt men vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiejaar (=huidig jaar). Een contractueel bouwt bij toepassing van het privaat stelsel wettelijke vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiedienstjaar (= voorafgaand jaar).
Als statutair dient men al zijn vakantiedagen nog op te nemen voor het einde van de tewerkstelling. Als contractueel heeft men op basis van het voorgaand jaar nog geen vakantierechten opgebouwd en heeft men dus geen recht op betaalde wettelijke vakantiedagen.
Arbeiders naar bediende (of omgekeerd)
In de lokale besturen is de opbouw van vakantiedagen voor bedienen en arbeiders hetzelfde. Men behoudt dus gewoon zijn opgebouwde vakantierechten.
7. Wijziging werkgever
Contractueel (onder privaat stelsel) naar statutair/op proef benoemde (onder publiek stelsel)
Vanaf de indiensttreding als statutair/op proef benoemde bouwt men zijn vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiejaar (=huidig jaar). De dagen die men zo nog kan opbouwen in het vakantiejaar mag men vanaf dat moment opnemen.
De niet opgenomen wettelijke vakantiedagen van vorig jaar evenals de opgebouwde wettelijke vakantiedagen voor volgend jaar opgebouwd als contractueel bij zijn vorige werkgever zijn aldaar uitbetaald via het enkelvoudig vakantiegeld uit dienst. Deze kunnen in de statutaire aanstelling of tijdens de op proef benoeming bij de nieuwe werkgever niet meer opgenomen worden (en dus dienen er ook geen verrekeningen te gebeuren).
Op proef benoemd (onder privaat stelsel) naar statutair/op proef benoemd (onder publiek stelsel)
Vanaf de indiensttreding als statutair/op proef benoemde bouwt men zijn vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiejaar (=huidig jaar). De dagen die men zo nog kan opbouwen in het vakantiejaar mag men vanaf dat moment opnemen.
De niet opgenomen wettelijke vakantiedagen van vorig jaar evenals de opgebouwde wettelijke vakantiedagen voor volgend jaar opgebouwd als op proef benoemde bij zijn vorige werkgever zijn aldaar uitbetaald via het enkelvoudig vakantiegeld uit dienst. Deze kunnen in de statutaire aanstelling of tijdens de op proef benoeming bij de nieuwe werkgever niet meer opgenomen worden (en dus dienen er ook geen verrekeningen te gebeuren).
Contractueel (onder privaat stelsel) naar contractueel/op proef benoemd (onder privaat stelsel)
Op het einde van de tewerkstelling als contractueel bij de vorige werkgever zijn de niet opgenomen wettelijke vakantiedagen van vorig jaar evenals de opgebouwde wettelijke vakantiedagen voor volgend jaar uitbetaald via enkelvoudig vakantiegeld uit dienst.
Als contractueel/op proef benoemde bij het bestuur kan men deze wettelijke dagen echter terug opnemen mits verrekening van het enkelvoudig vakantiegeld.
Men kan dus gewoon al zijn wettelijke vakantiedagen verder opnemen.
Statutair naar contractueel (onder privaat stelsel)
Het statutair personeelslid heeft bij de vorige werkgever geen vakantierechten opgebouwd in het vakantiedienstjaar (onder een privaat vakantiestelsel). Als contractueel bij de nieuwe werkgever heeft deze dan ook geen recht op betaalde wettelijke vakantiedagen.