1. Algemeen

Een personeelslid dat geschikt is om te werken, behoudt in bepaalde gevallen zijn recht op loon indien hij zijn dagtaak normaal had kunnen volbrengen, ook al heeft hij zijn arbeid niet kunnen beginnen of verderzetten.

Het loon is het loon dat hem zou toekomen indien hij zijn dagtaak normaal had kunnen volbrengen. Het impliceert dus ook extra vergoedingen die hij normaal had ontvangen.

Rechtsbron: Artikel 27 WAO; arrest van het Arbeidshof van Bergen van 17 december 1981

2. Met vertraging of niet aankomen op het werk

Indien men te laat op het werk aankomt of zelfs helemaal niet aankomt, dan behoudt men toch zijn loon onder volgende voorwaarden:

  • men begeeft zich normaal naar zijn werk
  • men is geschikt om te werken op het moment dat men zich naar zijn werk begeeft
  • de vertraging of het niet aankomen op het werk is te wijten aan een oorzaak die het personeelslid overkomen is op de weg naar het werk
  • de oorzaak van de vertraging of het niet aankomen op het werk is onafhankelijk van de wil van het personeelslid.

Een aangekondigde staking van het openbaar vervoer evenals voorspelde slechte weersomstandigheden vallen niet onder het gewaarborgd dagloon.
Voormelde situaties beschouwt men niet als oorzaken die plots overkomen zijn op de weg naar het werk, gelet op het feit dat deze voorzien waren.

Rechtsbron: Artikel 27, lid 1, 1° WAO

3. Niet kunnen beginnen of niet kunnen verderzetten van het werk

Indien men tijdig op het werk aankomt en men, buiten het geval van staking, niet kan beginnen aan zijn werk of het werk waaraan men bezig was, niet kan verderzetten, behoudt men toch zijn loon onder volgende voorwaarden:

  • men begeeft zich normaal naar het werk
  • men is geschikt om te werken op het moment dat men zich naar het werk begeeft
  • het niet kunnen beginnen of verderzetten van het werk is onafhankelijk van de wil van het personeelslid.

Rechtsbron: Artikel 27, lid 1, 2° WAO

4. Vervullen kiesplicht

Een personeelslid dat niet voldoet aan de voorwaarden om bij volmacht te stemmen, heeft het recht om afwezig te zijn van het werk gedurende de tijd die noodzakelijk is om zijn plicht als kiezer op het Belgisch grondgebied te vervullen.

Rechtsbron: Artikel 27, lid 1, 3° WAO

5. Poging tot werkhervatting

Het is niet ondenkbaar dat een personeelslid, na een periode van afwezigheid ingevolge arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, het werk met volle moed hervat doch slechts na enkele uren zijn prestaties opnieuw onderbreekt. In voorkomend geval stelt zich de vraag of de werkgever voor dergelijke poging tot werkhervatting gehouden is tot betaling van gewaarborgd ‘dagloon’ (overeenkomstig artikel 27, §1, 2° AOW), of dat deze onderbroken arbeidsdag daarentegen aanleiding zal geven tot het verschuldigd zijn van gewaarborgd ‘loon’.

Bij het beantwoorden van deze vraag dient een onderscheid gemaakt te worden tussen 2 situaties:

  • Onderbreking wegens dezelfde aandoening:

Als het personeelslid het werk gedurende enkele uren hervat en vervolgens zijn prestaties opnieuw moet onderbreken wegens dezelfde aandoening, kan gesteld worden dat het personeelslid, op het ogenblik dat hij zich naar het werk begeeft, eigenlijk niet in staat was om het werk te hervatten. Het personeelslid was immers nog niet hersteld van de aandoening die de oorzaak was van de arbeidsongeschiktheid die voorafging aan de poging tot werkhervatting. De arbeidsongeschiktheid moet dan niet gezien worden als een nieuwe ongeschiktheid maar wel als een verlenging van de vorige ongeschiktheid. De principes van herval zijn dan ook niet van toepassing.

In voornoemde situatie zal het in artikel 27, §1, 2° Arbeidsovereenkomstenwet bedoelde gewaarborgd ‘dagloon’ principieel niet verschuldigd zijn. Om recht te hebben op het gewaarborgd dagloon in het kader van artikel 27 Arbeidsovereenkomstenwet moet het personeelslid op het ogenblik dat hij zich naar het werk begeeft, immers geschikt zijn om te werken. De dag waarop het personeelslid slechts enkele uren gewerkt heeft, zal daarentegen gewoon meetellen in de periode van gewaarborgd ‘loon’. De werkgever zal zodoende enkel het saldo van het gewaarborgd loon verschuldigd zijn.

  • Onderbreking wegens een andere aandoening:

Kan het personeelslid aantonen dat hij arbeidsgeschikt was op het ogenblik dat hij zich naar het werk begaf en dus wel degelijk geschikt was om te werken, dan zal de werkgever voor deze onderbroken arbeidsdag wel gewaarborgd ‘dagloon’ verschuldigd zijn. Het saldo van het gewaarborgd ‘loon’ zal in dergelijk geval pas vanaf de dag nadien verschuldigd zijn. De dag van de betaling van het gewaarborgd dagloon zal in dat geval dus niet begrepen zijn in de periode van het gewaarborgd loon.

Advies FOD WASO (mei 2018).