Verlof voor opdracht

 De raad kan voor het statutaire personeelslid een regeling uitwerken in de rechtspositieregeling waarbij het verlof kan krijgen om

  1. een functie uit te oefenen op een kabinet, of in voorkomend geval bij de entiteiten met politieke functie ter vervanging van het kabinet, van een federaal minister, staatssecretaris of regeringscommissaris, een lid van de regering van een gemeenschap of een gewest, een provinciegouverneur, de gouverneur of de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, of de adjunct-gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, een gedeputeerde, een burgemeester of schepen, een Europees commissaris;
  2. op verzoek van de voorzitter van een erkende politieke groep of fractie, een functie uit te oefenen bij een erkende politieke groep van de wetgevende vergaderingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en de gewesten of van de Europese Unie, bij de voorzitter van een dergelijke groep, of bij een erkende fractie van een gemeenteraad of een provincieraad;
  3. een externe opdracht uit te voeren waarvan de raad het algemeen belang in de rechtspositieregeling erkent. Onder een dergelijke opdracht wordt in ieder geval verstaan de uitoefening van nationale en internationale opdrachten, aangeboden door een regering of een internationale instelling, en de internationale opdrachten in het raam van ontwikkelingssamenwerking, wetenschappelijk onderzoek of humanitaire hulp.

Hier speelt volledig de lokale autonomie. Besturen zijn volledig vrij om het verlof voor opdracht al dan niet te regelen.

De personeelsleden met een arbeidsovereenkomst zijn niet uitgesloten van de mogelijkheid om een functie uit te oefenen bij een kabinet of bij een politieke groep. Dit zou voor de contractuele personeelsleden een wijziging of schorsing inhouden van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst. De besturen zijn niet verplicht om dit toe te staan en moeten hierbij steeds rekening houden met de beginselen van behoorlijk bestuur.

Rechtsbron: Artikel 67 BVR RPR 2023

 

 

                                                                                                                  BVR RPR 2007

De regeling  uit het BVR RPR 2007 is nog van toepassing tot het ogenblik dat een bestuur beslist om de lokale rechtspositieregeling op dat vlak aan te passen na de inwerkingtreding van het BVR RPR 2023 (m.n. 18 maart 2023).

Ook in het BVR RPR 2023 kan de regeling uit het BVR RPR 2007 nog gehanteerd worden indien deze zo wordt opgenomen in de lokale rechtspositieregeling. Hieronder wordt deze regeling van 2007 uiteengezet

1. Algemeen

De raad kan in de lokale rechtspositieregeling een regeling rond het verlof voor opdracht voor statutaire personeelsleden uitwerken. Het bestuur heeft de vrijheid om deze regeling al dan niet in te voeren en vorm te geven, weliswaar binnen het aangegeven raamkader. 

2. Raamkader verlof voor opdracht

Een vast aangesteld statutair personeelslid kan verlof krijgen om:

  1. een functie uit te oefenen op een kabinet, of in voorkomend geval bij de entiteiten met politieke functie ter vervanging van het kabinet, van een federaal minister, staatssecretaris of regeringscommissaris, een lid van de regering van een gemeenschap of een gewest, een provinciegouverneur, de gouverneur of de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, of de adjunct-gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, een gedeputeerde, een burgemeester of schepen, een Europees commissaris;
  2. op verzoek van de voorzitter van een erkende politieke groep of fractie, een functie uit te oefenen bij een erkende politieke groep van de wetgevende vergaderingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en de gewesten of van de Europese Unie, bij de voorzitter van een dergelijke groep, of bij een erkende fractie van een gemeenteraad of een provincieraad;
  3. een externe opdracht uit te voeren waarvan de raad het algemeen belang erkent. Onder een dergelijke opdracht wordt in ieder geval verstaan de uitoefening van nationale en internationale opdrachten, aangeboden door een regering of een internationale instelling, en de internationale opdrachten in het raam van ontwikkelingssamenwerking, wetenschappelijk onderzoek of humanitaire hulp.

Dit verlof kan enkel toegestaan worden aan vast aangestelde statutaire personeelsleden. Contractuele personeelsleden kunnen hier geen beroep op doen. 

Het personeelslid dat verlof voor opdracht geniet, bevindt zich in principe in non-activiteit. Echter, de raad kan bepalen voor wie, in welke gevallen en voor welke duur het verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

De raad bepaalt de nadere algemene regels voor het indienen van de aanvragen en het toekennen van het verlof.

In het bijzonder moeten de algemene regels voor de eventuele vroegtijdige opzegging van het verlof worden vastgesteld. Hierbij moet in redelijke opzegtermijnen worden voorzien.

De algemene regel is dat men tijdens het verlof voor opdracht niet betaald wordt in of voor de functie waarin men met verlof is, maar wel voor de functie die men effectief uitoefent door de daarvoor verantwoordelijke werkgever.

Men kan echter bij wet of decreet van deze regel afwijken.

Rechtsbron: Artikel 204 t.e.m. 208 BVR RPR 2007