Dienstvrijstelling
1.Wat
Het personeelslid krijgt dienstvrijstelling:
- als vrijwilliger van een hulpverleningszone of korps voor burgerlijke bescherming, voor dringende hulpverlening;
- als actieve vrijwilliger van het Rode Kruis of van het Vlaamse Kruis a rato van telkens maximaal vijf werkdagen per jaar;
- als hij als voorzitter, bijzitter of secretaris van een stembureau, een stemopnemingsbureau, of een hoofdstembureau optreedt bij de verkiezingen: de dag van de verkiezingen, als hij dan moest werken;
- als lid van een hoofstembureau bij de verkiezingen: de nodige tijd om de bij de kieswetgeving voorgeschreven vergaderingen van de hoofdbureaus bij te wonen;
- voor het afstaan van beenmerg a rato van maximaal vier werkdagen per afname;
- voor het afstaan van organen of weefsels voor de benodigde duur van de onderzoeken, de ziekenhuisopname en het herstel;
- maximaal tien keer per jaar, op de dag waarop het bloed, plasma of bloedplaatjes geeft. De dienstvrijstelling geldt voor de tijd die nodig is voor de gift, waarin inbegrepen de tijd die naargelang het geval nodig is voor de verplaatsing naar en van het afnamecentrum;
- voor borstvoeding op het werk a rato van de benodigde tijd, en voor prenatale onderzoeken tijdens de diensturen gedurende de zwangerschap.
De raad kan in de rechtspositieregeling bepalen dat de personeelsleden dienstvrijstelling krijgen voor de duur van medische onderzoeken die niet buiten de diensturen kunnen plaatshebben.
De raad kan in de rechtspositieregeling nog andere dienstvrijstellingen regelen en bepaalt onder meer ook wie bevoegd is voor de toekenning van de dienstvrijstellingen die niet vermeld zijn in dit BVR RPR 2023.
2.Administratieve toestand
Het personeelslid bevindt zich in dienstactiviteit tijdens de dienstvrijstelling.
3.Procedure
De raad bepaalt de algemene wijze waarop de dienstvrijstellingen aangevraagd en opgenomen moeten worden.
4.Verloning
Dienstvrijstelling is bezoldigd, zowel voor contractuelen als statutairen.
Rechtsbron: artikel 47 BVR RPR 2023 – artikel 67 §2 BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 De regeling uit het BVR RPR 2007 is nog van toepassing tot het ogenblik dat een bestuur beslist om de lokale rechtspositieregeling op dat vlak aan te passen na de inwerkingtreding van het BVR RPR 2023 (m.n. 18 maart 2023). Ook in het BVR RPR 2023 kan de regeling uit het BVR RPR 2007 nog gehanteerd worden indien deze zo wordt opgenomen in de lokale rechtspositieregeling. De bepalingen mbt dienstvrijstellingen in het BVR RPR 2007 stemmen overeen met diegene in het BVR RPR 2023 behalve de uitzondering voor personeelsleden die onder art. 186 §2, 3° Decreet Lokaal bestuur (= oud art. 104 §6 OCMW-decreet) vallen:
Deze personeelsleden hebben onder het BVR 2007 enkel recht op de dienstvrijstellingen onder puntjes 3° en 8°, tenzij de OCMW-raad andere dienstvrijstellingen expliciet op hen van toepassing verklaart. Dit mag evenwel niet gunstiger zijn dan voor het gemeentepersoneel. Rechtsbron: Artikel 212 - 218 BVR RPR 2007 en artikel 142 BVR RPR 2010 |