1. Gebeurtenissen
Het personeelslid heeft het recht afwezig te zijn van het werk ter gelegenheid van één van volgende gebeurtenissen:
1° huwelijk van het personeelslid of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door het personeelslid, vermeld in artikel 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van het afleggen van een verklaring van samenwoning van bloed- of aanverwanten |
4 werkdagen |
2° bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van het personeelslid: |
|
3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, van een kind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden |
10 werkdagen |
3°/1 overlijden van de vader, moeder, stiefvader, stiefmoeder, schoonzoon of schoondochter van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner |
4 werkdagen |
3°/2 overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van het personeelslid in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden |
4 werkdagen |
3°/3 overlijden van een pleegkind in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden |
1 werkdag |
3°/4 overlijden van de ouder van een pleegouder of een kind van het pleegkind, in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden, waarbij die ouder of dat kind niet onder hetzelfde dak woont als het personeelslid of de samenwonende partner |
1 werkdag |
4° huwelijk van een kind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het huwelijk |
2 werkdagen |
5° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid of de samenwonende partner |
2 werkdagen |
6° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind, niet onder hetzelfde dak wonend als het personeelslid of de samenwonende partner |
1 werkdag |
7° huwelijk van een bloed- of aanverwant: |
de dag van het huwelijk |
7°/1 huwelijk van een: a) pleegouder van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner b) bloed- of aanverwant in de eerste en tweede graad van de pleegouder of het pleegkind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner |
de dag van het huwelijk |
8° priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer, van de samenwonende of huwelijkspartner, , van een een pleegkind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van de priesterwijding of van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzuster van het personeelslid |
de dag van de rooms-katholieke plechtigheid of een daarmee overeenstemmende plechtigheid bij een andere erkende eredienst |
9° plechtige communie van een kind van het personeelslid of van de samenwonende huwelijkspartner of van een pleegkind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van de plechtige communie |
de dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag |
9°/1 de deelneming aan het feest van de vrijzinnige jeugd van een kind van het personeelslid of van de samenwonende of huwelijkspartner of van een pleegkind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het feest |
de dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag |
9°/2 de deelneming aan een plechtigheid in het kader van een erkende eredienst die overeenstemt met de room-katholieke plechtige communie van een kind van het personeelslid of van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van de plechtigheid |
de dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag |
10° gehoord worden door de vrederechter in het kader van de organisatie van de voogdij over een minderjarige |
de nodige tijd, maximaal één dag |
11° deelneming aan een assisenjury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank |
de nodige tijd |
12° zwangerschapsverlies van het personeelslid dat zwanger was |
2 werkdagen (op voorwaarde van het afleggen verklaring op eer) |
13° zwangerschapsverlies van de echtgenote of samenwonende partner van het personeelslid |
2 werkdagen (op voorwaarde van het afleggen verklaring op eer) |
Onder langdurige pleegzorg wordt verstaan : de pleegzorg waarbij het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft voor minstens 6 maanden of de pleegzorg waarbij het kind in het verleden voor minstens 6 maanden was ingeschreven als deel uitmakend van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft, of de pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het pleegkind voor minstens 6 maanden deel zal uitmaken van het gezin van het personeelslid, in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft;
Onder kortdurende pleegzorg worden alle vormen verstaan die niet voldoen aan de voorwaarden van langdurige pleegzorg.
Rechtsbron: artikel 67, §3 BVR RPR 2023 + wijzigingsbesluit bij BVR RPR 2023
2. Toekenning
De raad bepaalt de nadere algemene regels voor het indienen van de aanvragen en het toekennen van het omstandigheidsverlof.
Wat betreft het omstandigheidsverlof zoals vermeld in artikel 209, eerste lid, 3° (voor het overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, van een kind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden), moet het personeelslid de eerste drie dagen opnemen tijdens de periode die begint te lopen op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis. De resterende zeven dagen van dit verlof kunnen opgenomen worden tijdens het jaar dat volgt op de dag van het overlijden.
Bovendien dient het contractueel personeelslid het geboorteverlof zoals vermeld in artikel 209, eerste lid, 2° op te nemen binnen 4 maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling.
Het bestuur kan voor het overige in de lokale rechtspositieregeling beperkingen opleggen met betrekking tot de periode waarbinnen personeelsleden omstandigheidsverlof kunnen opnemen.
Rechtsbron: artikel 67, §3 BVR RPR 2023
3. Verloning
Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit en is in alle gevallen bezoldigd, met uitzondering van een deel van het geboorteverlof.
Statutairen
Voor statutaire personeelsleden geldt de volgende regeling:
- eerste tien dagen: doorbetaling van het salaris
- resterende tien dagen: 82% van het brutosalaris (brutosalaris op jaarbasis begrensd op 26.230 euro (te indexeren) tegen 100%)
Contractuelen
Voor contractuele personeelsleden wordt het verlof ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming aan zijn zijde vaststaat, vermeld in 2°, immers toegekend volgens de regels van het arbeidsrecht. In het bijzonder gaat het om de regeling vermeld in artikel 30, §2, van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten:
- Eerste drie dagen: volledig loon door WG
- Resterende zeventien dagen: uitkering ziekenfonds (82% van het gederfde brutoloon)
Rechtsbron: artikel 67, §3 BVR RPR 2023
4. Deeltijdse personeelsleden
Deeltijdse personeelsleden hebben voor vastgestelde dagen (vb. de dag van de plechtigheid of eerstvolgende werkdag) recht op het omstandigheidsverlof als het samenvalt met periodes waarop men werkt.
Indien het een gebeurtenis betreft waarvoor men een aantal dagen omstandigheidsverlof vrij kan kiezen, mag ook het deeltijds personeelslid deze dagen vrij kiezen. Deze dagen mogen niet pro-rata toegekend worden.
5. Geboorteverlof voor meeouders
Statutairen
Een statutair personeelslid kan geboorteverlof opnemen naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van het personeelslid. Deze formulering sluit niet uit dat twee personen van hetzelfde geslacht in aanmerking komen.
Contractuelen
Sinds 20 mei 2011 heeft ook de meeouder onder bepaalde voorwaarden recht op geboorteverlof. Indien de afstamming langs vaderszijde niet vaststaat mag het geboorteverlof onder bepaalde voorwaarden ook toegekend worden aan de meeouder. De meeouder heeft recht op geboorteverlof indien deze op het ogenblik van de geboorte:
- gehuwd is met degene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;
- wettelijk samenwoont met diegene van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft (en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen);
- sedert een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft (en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen).
De meeouder die beroep wil doen op het geboorteverlof zal het partnerschap op het ogenblik van de geboorte dienen te bewijzen door:
- een huwelijksakte of
- een bewijs van wettelijke samenwoning of
- een uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit de inschrijving op hetzelfde adres gedurende 3 jaar voorafgaand aan de geboorte blijkt.
Bovendien kan het 'geboorteverlof' kan slechts éénmaal voor hetzelfde kind opgenomen worden en dit volgens de volgende voorrangsregeling:
1) vader waarvan de wettelijke afstammingsband vaststaat
2) partner die gehuwd is met de persoon ten aanzien van wie de afstamming vaststaat
3) de wettelijk samenwonende partner van de persoon ten aanzien van wie de afstamming vaststaat
4) de persoon die sedert een onafgebroken periode van 3 jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve samenwoont met de persoon ten aanzien van wie de afstamming vaststaat, en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Bovendien mag er geen bloedverwantschapsband zijn die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan geven (= rechte lijn en broer en zus).
Dit 'geboorteverlof' wordt bij een eventuele latere adoptie door de meeouder in mindering gebracht van het adoptieverlof.
6. Huwelijk na wettelijk samenwonen
Een personeelslid dat eerst gaat wettelijk samenwonen en nadien in het huwelijk treedt met diezelfde partner, krijgt voor beide gebeurtenissen 4 dagen omstandigheidsverlof.