Pleegzorgverlof
1.Algemeen
Contractuele personeelsleden die aangesteld zijn als pleegouder, hebben op basis van artikel 30quater van de Arbeidsovereenkomstenwet, en artikel 2 tot en met 6 van het koninklijk besluit van 27 oktober 2008 betreffende de afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen, het recht om van het werk afwezig te zijn voor de vervulling van verplichtingen en opdrachten of om het hoofd te bieden aan situaties die voortvloeien uit de plaatsing van een persoon in hun gezin.
Statutaire personeelsleden kunnen op basis van dit artikel en KB ook pleegzorgverlof opnemen.
Onder pleegouder wordt verstaan: de persoon die als pleegouder werd aangesteld en vernoemd in de officiële aanstellingsbeslissing uitgaande van één van de volgende instellingen:
- de rechtbank;
- een door de gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg;
- de diensten van l'Aide à la Jeunesse;
- of door het Comité Bijzondere Jeugdbijstand.
Onder pleeggezin wordt verstaan: het gezin van de perso(o)n(en) die aangesteld werd(en) als pleegouder(s)
2.Wanneer
Het recht om van het werk afwezig te zijn geldt:
- voor de vervulling van verplichtingen en opdrachten of om het hoofd te bieden aan situaties die voortvloeien uit de plaatsing in zijn gezin van één of meerdere personen die in het kader van die pleegzorg aan hem zijn toevertrouwd;
- én waarbij de tussenkomst van de werknemer vereist is;
- én voor zover de uitvoering van de arbeidsovereenkomst deze tussenkomst onmogelijk maakt.
Het betreft volgende gebeurtenissen:
- alle soorten van zittingen bij de gerechtelijke en administratieve autoriteiten die bevoegd zijn voor het pleeggezin
- contacten van de pleegouder of het pleeggezin met de ouders of voor het pleegkind en de pleeggast belangrijke derden
- contacten met de dienst voor pleegzorg
Voor andere situaties kan het recht op pleegzorgverlof slechts worden toegestaan wanneer de bevoegde plaatsingsdienst een attest aflevert dat verduidelijkt waarom dergelijk recht noodzakelijk is én wanneer die situaties niet reeds worden gedekt door het recht om van het werk afwezig te zijn om dwingende redenen (vb. hospitalisatie van een persoon met wie het personeelslid onder hetzelfde dak woont).
3.Duur
Het recht op afwezigheid voor het verstrekken van pleegzorgen bedraagt 6 dagen per kalenderjaar.
Indien het pleeggezin bestaat uit twee werknemers, die beiden zijn aangesteld als pleegouder, moeten deze dagen onder hen worden verdeeld. Hiertoe dient elk van hen een verklaring op eer bezorgen aan de werkgever, waarin de verdeling wordt aangegeven.
2.Procedure
Het personeelslid dat wenst gebruik te maken van het recht op afwezigheid voor het verstrekken van pleegzorgen moet:
- Het bestuur hiervan minstens twee weken op voorhand verwittigen. Indien dit niet mogelijk is, moet het personeelslid het bestuur zo spoedig mogelijk verwittigen;
- Het bewijs leveren dat hij pleegouder is aan de hand van de formele aanstellingsbeslissing;
- Wanneer het pleeggezin bestaat uit twee werknemers, die beiden zijn aangesteld als pleegouder, een verklaring op erewoord bezorgen aan het bestuur, waarin wordt aangegeven hoe het aantal dagen afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen onder hen wordt verdeeld;
- Het recht op afwezigheid voor het verstrekken van pleegzorgen gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan;
- Op verzoek van het bestuur moet het personeelslid het bewijs leveren dat de afwezigheid gebruikt is met het juiste doel aan de hand van de gepaste documenten (vb. oproepingsbrief rechtbank) of bij gebreke hieraan, door ieder ander bewijsmiddel.
5.Verloning
Het contractuele personeelslid ontvangt per dag afwezigheid een forfaitaire uitkering van de RVA.
Het statutaire personeelslid heeft recht op 82% van brutosalaris. Om het salaris te bepalen, wordt het salaris op jaarbasis begrensd tot 26.230 euro tegen 100%.
Rechtsbronnen:
Artikel 60 BVR RPR 2023
Artikel 30quater Arbeidsovereenkomstenwet
Artikelen 1 tem 7 van KB van 27 oktober 2008 betreffende het verlof voor het verstrekken van pleegzorg
In het BVR RPR 2023 wordt uitdrukkelijk bepaald dat statutaire personeelsleden die pleegzorger zijn, ingeval van langdurige pleegzorg of pleegvoogdij, recht hebben op pleegouderverlof conform artikel 30quater van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Daarvoor was een regeling inzake pleegzorgverlof uitgewerkt voor de statutairen in het BVR van 12 maart 2021 houdende maatregelen ten gevolge van de pandemie veroorzaakt door COVID-19 en tot wijziging van de minimale voorwaarden voor de rechtspositieregeling van het personeel van de gemeenten, de OCMW’s en de provincies. De regeling onder het BVR RPR 2023 ligt volledig in de lijn met die van het BVR van 12 maart 2021, behalve wat betreft het volgende: het BVR RPR 2023 voorziet net zoals het BVR van 12 maart 2021 dat het statutaire personeelslid recht heeft op 82% van het brutosalaris, maar begrensd het salaris op 26.230 euro tegen 100%. Deze begrenzing is niet voorzien in artikel 183/1. De regeling uit het BVR van 12 maart 2021 is nog van toepassing tot het ogenblik dat het bestuur beslist om de lokale rechtspositieregeling op dat vlak aan toepassen na de inwerkingtreding van het BVR RPR 2023 (m.n. 18 maart 2023).
|