1. Toepassingsgebied
Lokale besturen kunnen op basis van artikel 17 van de wet van 26 juni 1992 kiezen welk vakantiestelsel zij volgen voor hun contractuele personeelsleden en de op proef benoemde personeelsleden. Het privaat vakantiestelsel is dan ook van toepassing op de contractuelen en op proef benoemden indien het bestuur daarvoor gekozen heeft.
2. Opbouw vakantierecht
Het vakantierecht wordt opgebouwd op basis van prestaties in België in het vakantiedienstjaar (= jaar voorafgaand aan vakantiejaar).
In een lokaal bestuur is de opbouw voor bedienden en arbeiders hetzelfde.
Onderscheid wettelijke en bijkomende vakantiedagen
Men dient in het privéstelsel een onderscheid te maken tussen de 20 wettelijke dagen en de bijkomende dagen:
- Wettelijke dagen: opgebouwd op basis van prestaties in het vakantiedienstjaar
- Bijkomende dagen: keuze bestuur (ofwel op basis van prestaties in het vakantiedienstjaar (= jaar voorafgaand aan vakantiejaar) ofwel op basis van prestaties in het vakantiejaar (vakantiedienstjaar = vakantiejaar)).
Opbouw wettelijke dagen
Men bouwt 2 wettelijke dagen op per gepresteerde maand in het vakantiedienstjaar in een 6-dagenstelsel.
Omzetten naar een 5-dagenstelsel gebeurt via de '6-1' regel, hetgeen betekent dat er per veelvoud van 6 één vakantiedag afgaat.
Dit geeft volgend schema:
Maanden | Vakantiedagen 5-dagenstelsel |
Vakantiedagen 6-dagenstelsel |
1 | 2 | 2 |
2 | 4 | 4 |
3 | 5 | 6 |
4 | 7 | 8 |
5 | 9 | 10 |
6 | 10 | 12 |
7 | 12 | 14 |
8 | 14 | 16 |
9 | 15 | 18 |
10 | 17 | 20 |
11 | 19 | 22 |
12 | 20 | 24 |
Prestaties en gelijkgestelde dagen
De vakantierechten worden in het vakantiedienstjaar opgebouwd op basis van arbeid of met arbeid gelijkgestelde onderbreking, in dienst van een of meer werkgevers in de loop van het voorafgaand vakantiedienstjaar.
Naast de effectief gewerkte dagen wordt hiermee bedoeld:
· Alle dagen waarop geen arbeid wordt verricht, maar waarvoor de werkgever loon betaalt en die hierdoor als arbeidsdagen moeten worden vermeld op de kwartaalaangiften van de RSZ; het gaat dus om alle dagen waarvoor loon wordt betaald onderhevig aan RSZ-bijdragen;
· Alle dagen waarvoor geen loon wordt betaald, maar die gelijkgesteld zijn met arbeidsdagen krachtens artikelen 41 en 43 van het KB van 30 maart 1967.
Hieronder een overzicht van de meest voorkomende gelijkstellingsperiode:
Gelijkgesteld | Periode |
Ongeval of ziekte (gemeen recht) | eerste 12 maanden |
Moederschapsrust en profylactisch verlof wegens zwangerschap | Volledige periode |
Profylactisch verlof wegens borstvoeding | Volledige periode (= tot 5 maanden na de bevalling) |
Klein verlet vaderschap | Volledige periode |
Adoptieverlof | Volledige periode |
Erkende staking | Volledige periode |
Vervullen syndicale opdracht | Volledige periode |
Uitoefenen openbaar mandaat | Volledige periode |
Burgerplichten zonder behoud loon (vb. zetelen in familieraad) | Volledige periode |
Pleegzorg | Volledige periode |
Pleegouderverlof | Volledige periode |
... |
Hieruit kunnen we afleiden dat er geen vakantierechten worden opgebouwd tijdens o.a. volgende periodes:
- Loopbaanonderbreking/Vlaams Zorgkrediet
- Thematische verloven
- Onbetaald verlof
- Non-activiteit
Rechtsbron: Artikel 61 en 41-44 KB 30/03/1967
3. Opname
Het KB Jaarlijkse vakantie van 30 maart 1967 bepaalt het volgende aangaande de opname van de wettelijke vakantiedagen:
- De vakantiedagen worden in onderling overleg opgenomen
- Een ononderbroken vakantieperiode van een week moet in elk geval worden gewaarborgd
- Een ononderbroken periode van twee weken vakantie moet tussen 1 mei en 31 oktober worden gewaarborgd (3 weken indien men jonger is dan 18 jaar op het einde van het vakantiedienstjaar)
- Wanneer het om gezinshoofden gaat, wordt de vakantie bij voorkeur toegekend tijdens de schoolvakantie
- Overige vakantiedagen mogen toegekend worden in functie van de continuïteit van de diensten: indien mogelijk dienen deze vakantiedagen opgenomen te worden tijdens de periodes van afnemende activiteit of naar aanleiding van feestdagen
Toch is het aangewezen om ook regels in het arbeidsreglement op te nemen in geval van meerdere aanvragen voor eenzelfde periode:
- Hoofdvakantie voorrang op snipperdagen
- Familiale en sociale omstandigheden
- Datum aanvraag
- …
Daarnaast vermeldt nota aan de Vlaamse Regering (die weliswaar niet afdwingbaar, maar richtinggevend is) bij het BVR RPR 2023 het volgende aangaande de opname van de wettelijke en bijkomende vakantiedagen:
- Dat het personeelslid zijn vakantiedagen zo veel mogelijk naar eigen keuze zou moeten kunnen opnemen
- Dat het bestuur wel het dienstbelang kan inroepen om sommige aanvragen te weigeren of om georganiseerde afspraken te maken met (een deel van) het personeel over bepaalde periodes of dagen
- Dat besturen nog altijd plaatselijk kunnen inschrijven dat een aantal dagen verlof niet geweigerd kunnen worden omwille van dienstbelang
- Het opnemen van vakantiedagen in aaneensluitende periodes te beschouwen is als een recht (een aaneensluitende vakantieperiode van 16 kalenderdagen (2 werkweken en 3 weekends) is bijvoorbeeld niet onredelijk)
Rechtsbron: Nota Vlaamse Regering bij artikel 52 BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 Artikel 176 §1 tweede lid BVR RPR 2007 bepaalt dat de vakantiedagen worden genomen naar keuze van het personeelslid, met inachtneming van de behoeften van de dienst. Het personeelslid moet zijn vakantiedagen dus zo veel mogelijk naar eigen keuze kunnen opnemen, maar het bestuur kan wel het dienstbelang inroepen om sommige aanvragen toch te weigeren of om georganiseerde afspraken te maken met (een deel van) het personeel over bepaalde periodes of dagen. In afwijking van bovenstaande, kan het personeelslid wel 4 dagen vakantie nemen zonder dat het dienstbelang kan worden ingeroepen om de vakantie te weigeren. |
Onmogelijkheid tot opnemen op einde van het jaar
De wettelijke dagen dienen opgenomen te zijn voor het einde van het vakantiejaar.
Indien een personeelslid, bij toepassing van het privaat vakantiestelsel, zich op het einde van het vakantiejaar in de onmogelijkheid bevindt om zijn wettelijke vakantie op te nemen omwille van een arbeidsongeval, een beroepsziekte, een gewone ziekte, een gewoon ongeval, een moederschapsrust of een vaderschapsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, een geboorteverlof, een profylactisch verlof (wegens contact met een besmettelijke ziekte)*, een adoptieverlof, een verlof voor pleegzorg of een pleegouderverlof, is de overdracht van deze niet-opgenomen vakantie na 31 december van het vakantiejaar voortaan verplicht. Het niet-opgenomen wettelijk verlof moet in deze gevallen worden toegekend binnen de 24 maanden die op het einde van het vakantiejaar volgen. De werkgever dient het personeelslid ten laatste op 31 december van het vakantiejaar het vakantiegeld met betrekking tot de nog binnen de vierentwintig maanden op te nemen vakantiedagen te betalen. Het gaat dus om een soort voorafbetaling van het normale loon voor de overgedragen vakantie. In geval van uitdiensttreding zullen desgevallend het aantal overgedragen vakantiedagen op basis van deze nieuwe regelgeving ook vermelden moeten op het vakantieattest.
*Hiermee wordt niet het profylactisch verlof bedoeld die een werkverwijdering in het kader van moederschapsbescherming beoogt. Echter indien de werkneemster die in het kader van moederschapsbescherming van het werk werd verwijderd aan de hand van een medisch getuigschrift bewijst dat zij haar vakantie om gezondheidsredenen onmogelijk kan opnemen tijdens de periode van werkverwijdering, dan komt zij ook in aanmerking voor de overdracht van de vakantiedagen.
De bijkomende vakantiedagen die niet werden opgenomen voor het einde van het vakatantiejaar, is men kwijt en kunnen niet worden uitbetaald. Het bestuur kan echter wel bepalen dat enkele vakantiedagen mogen worden overgedragen naar het volgend vakantiejaar. Het bestuur legt hier best regels voor vast:
- hoeveel dagen
- periode van opname
- ...
Samenloop bepaalde afwezigheden en wettelijke vakantie
De dagen van arbeidsonderbreking omwille van een arbeidsongeval, een beroepsziekte, een gewone ziekte, een gewoon ongeval, een moederschapsrust of een vaderschapsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, een geboorteverlof, een profylactisch verlof, een adoptieverlof, een verlof voor pleegzorg of een pleegouderverlof worden niet als wettelijke vakantiedagen aangerekend, ook niet als deze oorzaken zich voordoen tijdens de vakantie.
In geval van ziekte tijdens vakantie zal de vakantie dus bijvoorbeeld moeten worden omgezet in ziekte. Voor meer informatie hierover, klik hier.
4. Onvolledig vakantierecht
Onvolledig arbeidsregime
In geval van een deeltijds arbeidsregime, bouwt men vakantierechten op pro rata de tewerkstellingsbreuk.
VOORBEELD Voltijds contractueel = 20 wettelijke dagen en 10 bijkomende dagen Halftijds 19/38ste = 10 wettelijke dagen en 5 bijkomende dagen |
Onvolledig vakantiejaar
Bij in- of uitdiensttreding in de loop van het jaar, bij onbetaalde dagen of (niet-gelijkgestelde) afwezigheidsperiodes, wordt het vakantierecht in evenredige mate verminderd:
- Volle maanden tellen
- Geen wettelijke regeling bij onvolledige maanden -> werkbaar eerlijk systeem kiezen:
- onvolledige maanden optellen tot volledige maand
- niets meetellen
- > 15 dagen = volledige maand
- elke dag = 1/360ste
- ...
VOORBEELD
|
5. Wijziging arbeidsregime
Basisprincipes wettelijke dagen
- Regel 1: Vakantierecht wordt opgebouwd o.b.v. prestaties in het vakantiedienstjaar
- Regel 2: Men kan nooit meer vakantie opnemen dan volgens het arbeidsstelsel dat geldt op het ogenblik van het opnemen van de vakantie (met beperking/plafond van opgebouwde dagen)
(= nooit meer dan 20d/4w in verhouding tot arbeidsstelsel)
Rekenregels wettelijke dagen
Volgende rekenregels dient men toe te passen op de wettelijke dagen bij wijziging van arbeidsregime (rekenregels conform standpunt FOD WASO en meerderheid rechtsleer)
Wijziging op 1/1
- Stap 1: Bereken in VDJ opgebouwd verlof
- Stap 2: Bereken op te nemen verlof volgens regime op 1/1
- Opgebouwde periodes VDJ omzetten o.b.v. nieuw arbeidsregime
- Let hierbij wel: arbeidsregime VDJ < arbeidsregime op 1/1: berekening o.b.v. arbeidsregime VDJ
Wijziging tijdens het jaar
- Stap 3: Bereken op te nemen verlof volgens regime op moment van wijziging
- Berekening zoals hierboven omschreven in stap 2
- Reeds opgenomen verlof verminderen: hiervoor eerst het opgenomen verlof omzetten naar nieuw arbeidsregime volgens formule:
“reeds opgenomen verlof x nieuw arbeidsregime”
oud arbeidsregime
(NB: overig opgebouwd verlof, dat niet mag worden opgenomen in VJ, wordt in december uitbetaald via VGUD verminderde prestaties (“decemberafrekening”))
Voorbeelden
VOORBEELD 1 (voltijds => deeltijds op 1/1) Situatie:
|
VOORBEELD 2 (voltijds => deeltijds op 1/1) Situatie:
Oplossing:
|
VOORBEELD 3 (gevorderd)
Oplossing:
|
6. Wijziging statuut (zelfde werkgever)
Contractueel/op proef benoemd (onder privaat stelsel) naar statutair (onder publiek stelsel)
Vanaf het moment van de statutaire aanstelling bouwt men vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiejaar (=huidig jaar). De dagen die men zo nog kan opbouwen in het vakantiejaar mag men vanaf dat moment opnemen.
De nog niet opgenomen wettelijke vakantiedagen van vorig jaar evenals de opgebouwde vakantiedagen voor volgend jaar opgebouwd als contractueel/op proef benoemde worden op het einde van het contractueel dienstverband/de op proef benoeming uitbetaald door het enkelvoudig vakantiegeld uit dienst. Deze kunnen in de statutaire aanstelling niet meer opgenomen worden (en dus dienen er ook geen verrekeningen te gebeuren).
Statutair naar contractueel (onder privaat stelsel)
Als statutair bouwt men vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiejaar (=huidig jaar). Een contractueel bouwt bij toepassing van het privaat stelsel wettelijke vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiedienstjaar (= voorafgaand jaar).
Als statutair dient men al zijn vakantiedagen nog op te nemen voor het einde van de tewerkstelling. Als contractueel heeft men op basis van het voorgaand jaar nog geen vakantierechten opgebouwd en heeft men dus geen recht op betaalde wettelijke vakantiedagen.
Arbeiders naar bediende (of omgekeerd)
In de lokale besturen is de opbouw van vakantiedagen voor bedienen en arbeiders hetzelfde. Men behoudt dus gewoon zijn opgebouwde vakantierechten.
7. Wijziging werkgever
Contractueel (onder privaat stelsel) naar statutair/op proef benoemde (onder publiek stelsel)
Vanaf de indiensttreding als statutair/op proef benoemde bouwt men zijn vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiejaar (=huidig jaar). De dagen die men zo nog kan opbouwen in het vakantiejaar mag men vanaf dat moment opnemen.
De niet opgenomen wettelijke vakantiedagen van vorig jaar evenals de opgebouwde wettelijke vakantiedagen voor volgend jaar opgebouwd als contractueel bij zijn vorige werkgever zijn aldaar uitbetaald via het enkelvoudig vakantiegeld uit dienst. Deze kunnen in de statutaire aanstelling of tijdens de op proef benoeming bij de nieuwe werkgever niet meer opgenomen worden (en dus dienen er ook geen verrekeningen te gebeuren).
Op proef benoemd (onder privaat stelsel) naar statutair/op proef benoemd (onder publiek stelsel)
Vanaf de indiensttreding als statutair/op proef benoemde bouwt men zijn vakantiedagen op op basis van prestaties in het vakantiejaar (=huidig jaar). De dagen die men zo nog kan opbouwen in het vakantiejaar mag men vanaf dat moment opnemen.
De niet opgenomen wettelijke vakantiedagen van vorig jaar evenals de opgebouwde wettelijke vakantiedagen voor volgend jaar opgebouwd als op proef benoemde bij zijn vorige werkgever zijn aldaar uitbetaald via het enkelvoudig vakantiegeld uit dienst. Deze kunnen in de statutaire aanstelling of tijdens de op proef benoeming bij de nieuwe werkgever niet meer opgenomen worden (en dus dienen er ook geen verrekeningen te gebeuren).
Contractueel (onder privaat stelsel) naar contractueel/op proef benoemd (onder privaat stelsel)
Op het einde van de tewerkstelling als contractueel bij de vorige werkgever zijn de niet opgenomen wettelijke vakantiedagen van vorig jaar evenals de opgebouwde wettelijke vakantiedagen voor volgend jaar uitbetaald via enkelvoudig vakantiegeld uit dienst.
Als contractueel/op proef benoemde bij het bestuur kan men deze wettelijke dagen echter terug opnemen mits verrekening van het enkelvoudig vakantiegeld.
Men kan dus gewoon al zijn wettelijke vakantiedagen verder opnemen.
Statutair naar contractueel (onder privaat stelsel)
Het statutair personeelslid heeft bij de vorige werkgever geen vakantierechten opgebouwd in het vakantiedienstjaar (onder een privaat vakantiestelsel). Als contractueel bij de nieuwe werkgever heeft deze dan ook geen recht op betaalde wettelijke vakantiedagen.
8. Jeugdvakantie
Voorwaarden
Een jeugdig personeelslid dat aan volgende voorwaarden voldoet, heeft recht op jeugdvakantie:
* contractueel
* onder privaat vakantiestelsel
* einde studies in het vakantiedienstjaar
* minimum 1 maand prestaties in het vakantiedienstjaar (met minstens 13 arbeidsdagen/gelijkgestelde dagen)
* jonger dan 25 jaar op het einde van het vakantiedienstjaar
Dit recht bestaat zowel voor arbeiders als bedienden als voor voltijdse en deeltijdse personeelsleden.
Jeugdvakantiedagen
Jeugdvakantiedagen zijn vakantiedagen die men krijgt bovenop de opgebouwde wettelijke vakantiedagen. Men krijgt zoveel jeugdvakantiedagen totdat men samen met de opgebouwde wettelijke vakantiedagen aan 4 weken vakantie komt in het vakantiejaar.
Opname
De jeugdvakantie kan enkel worden opgenomen na opname van de opgebouwde wettelijke vakantiedagen. De bijkomende dagen moeten dus niet zijn uitgeput.
Betaling
De werkgever betaalt de opgebouwde wetttelijke vakantiedagen.
De extra dagen jeugdvakantie worden door de RVA betaald. Men mag wel geen ander beroepsinkomen hebben tijdens de dagen jeugdvakantie.
De betaling gebeurt na elke periode jeugdvakantie, maar ten vroegste in mei.
Het bedrag van de RVA-uitkering bedraagt 65% van het loon, begrensd tot € 2.542,48 (bedrag 2022) => maximum dagbedrag: € 63,56 (in een 6-dagen stelsel).
Op dit bedrag wordt een bedrijfsvoorheffing ingehouden van 10,09%.
Procedure
Het personeelslid dient enkel na de eerste maand jeugdvakantie het formulier C103-jeugdvakantie-Werknemer in te dienen. De werkgever dient na de eerste maand jeugdvakantie een e-ASR scenario 9 in te dienen. Nadien moet de werkgever na elke maand met een periode van jeugdvakantie een e-ASR scenario 10 indienen.
Rechtsbron: www.rva.be, artikel 5 Wetten jaarlijkse vakantie 28.06.1971 en artikelen 36bis en 78bis KB 25.11.1991
9. Seniorenvakantie
Algemeen
Werknemers van minstens 50 jaar die de arbeid hervatten na een periode van volledige werkloosheid of invaliditeit en die daardoor geen aanspraak maken op vakantie of volledige vakantie, krijgen het recht toegekend op volledige vakantie. M.a.w. bovenop eventueel opgebouwde vakantiedagen, krijgt men extra 'seniorenvakantie' om in totaal (max.) 4 weken vakantie te kunnen nemen.
Voorwaarden
Om recht te hebben op 'seniorenvakantie', moet men aan volgende voorwaarden voldoen:
- men moet verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst en vallen onder het toepassingsgebied van de wetgeving op de jaarlijkse vakantie. M.a.w. het moet gaan om een tewerkstelling als loontrekkende/contractueel die het vakantiestelsel privé volgt.
- men moet minstens 50 jaar zijn op 31 december van het vakantiedienstjaar
- men heeft geen recht op 4 weken betaalde vakantie in het vakantiejaar, doordat men in het vakantiedienstjaar een periode volledig werkloos of invalide (= na 1 jaar ziekte) is geweest. Andere redenen worden niet aanvaard (bv. Vlaams Zorgkrediet, onbetaald verlof,...).
Het recht wordt toegekend aan zowel arbeiders en bedienden, als deeltijdse en voltijdse personeelsleden.
Opname
De 'seniorenvakantie' kan enkel worden opgenomen na opname van de opgebouwde wettelijke vakantiedagen. De bijkomende dagen moeten dus niet zijn uitgeput.
Recht
Een personeelslid heeft het recht om 'seniorenvakantie' op te nemen. Hij/zij is dit echter niet verplicht. Het personeelslid kan er dus voor kiezen om de 'seniorenvakantie' niet, dan wel volledig of gedeeltelijk op te nemen.
Betaling
De werkgever betaalt de opgebouwde wettelijke vakantiedagen.
De extra dagen seniorenvakantie worden door de RVA betaald. Om recht te hebben op de seniorenvakantie-uitkeringen, mag men voor deze seniorvakantiedagen wel geen andere beroepsinkomsten of vervangingsinkomsten ontvangen.
Het bedrag van de RVA-uitkering bedraagt 65% van het loon, begrensd tot € 2.542,48 (bedrag 2022) => maximum dagbedrag: € 63,56 (in een 6-dagen stelsel).
Op dit bedrag wordt een bedrijfsvoorheffing ingehouden van 10,09%.
Procedure
Het personeelslid dient na de eerste maand seniorvakantie het formulier C103-seniorvakantie-Werknemer in te dienen.De werkgever dient na de eerste maand jeugdvakantie een e-ASR scenario 9 in te dienen. Nadien moet de werkgever na elke maand met een periode van jeugdvakantie een e-ASR scenario 10 indienen.
Rechtsbron: www.rva.be, wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact en KB 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
10. Europese vakantie
Voorwaarden
Opdat men recht heeft op 'Europese vakantie', moet men aan volgende voorwaarden voldoen:
1. een activiteit in dienst van één of meerdere werkgevers aanvatten of hervatten
Het recht op aanvullende vakantie wordt toegekend aan personeelsleden die een activiteit aanvatten of hervatten.
Onder aanvatten van een activiteit wordt verstaan: de situatie van een werknemer die voor het eerst wordt tewerkgesteld bij een of meerdere werkgevers in het algemeen werknemersstelsel, en dat tot wanneer de werknemer 4 weken vakantie heeft kunnen genieten, in verhouding tot zijn arbeidsstelsel op het tijdstip waarop hij zijn vakantiedagen opneemt.
In het verslag bij het KB kunnen wij lezen dat men hier doelt op:
- personen die een beroepsactiviteit beginnen als werknemer
- personen die een activiteit uitoefenen na een periode van activiteit in het buitenland
- personen die van het zelfstandigenstatuut overstappen naar het werknemersstatuut
- personen die overstappen van de overheidssector naar de privésector (doelt hier op vakantiestelsel overheid/publiek naar vakantiestelsel privé)
Onder hervatten van een activiteit wordt verstaan: iedere activiteit van een personeelslid die voor het hervatten van de activiteit:
- een periode volledig werkloos was
- langdurig arbeidsongeschikt was
- in voltijds thematisch verlof/Vlaams Zorgkrediet/voltijdse loopbaanonderbreking was
- in deeltijds ouderschapsverlof was
- in 'onbetaald verlof' was
Ingevolge het KB van 30 augustus 2013 wordt nu ook beschouwd als een werknemer die een activiteit hervat :
- de deeltijdse werknemer die overschakelt naar een voltijds arbeidsstelsel tijdens het vakantiejaar;
- de deeltijdse werknemer die, tijdens het vakantiejaar, zijn arbeidsstelsel verhoogt met ten minste 20 % van een voltijds arbeidsstelsel ten opzichte van het gemiddelde van zijn arbeidsstelsel(s) tijdens het vakantiedienstjaar. Deze regel geldt voor personeelsleden voor wie de berekening van de vakantierechten ten opzichte van hun arbeidsregime tijdens het vakantiedienstjaar leidt tot een tekort van ten minste vier vakantiedagen om te kunnen genieten van vier weken vakantie.
2. aantal wettelijke vakantiedagen opgebouwd op het vorig jaar niet voldoende
Het recht ontstaat pas indien de wettelijke vakantiedagen opgebouwd op het voorgaand jaar niet voldoende zijn om in de loop van het huidig (vakantie)jaar op basis van zijn huidig regime 4 weken vakantie te kunnen genieten. Men houdt hierbij geen rekening met het recht op de bijkomende dagen.
3. na uitputting wettelijke vakantiedagen
Het recht ontstaat pas na uitputting van de wettelijke vakantiedagen (= vakantiedagen opgebouwd op basis van prestaties in het vorig jaar in het privé-stelsel).
4. periode van arbeid gedurende eenzelfde kalenderjaar minstens 3 maanden
Het recht op 'Europese vakantie' wordt toegekend vanaf het moment waarop de periode van arbeid of een met arbeid gelijkgestelde onderbreking gedurende eenzelfde kalenderjaar ten minste 3 maanden bedraagt. Deze periode wordt aanloopperiode genoemd.
Als arbeid wordt beschouwd:
- effectieve arbeidsprestaties
- de met arbeid gelijkgestelde dagen volgens de regelgeving van de wettelijke vakantiedagen (vb. ziekte, feestdag, moederschapsverlof,...)
- de wettelijke vakantiedagen
- de aanvullende vakantiedagen
Er wordt niets bepaald over het aantal dagen waaruit deze periode van 3 maanden moet bestaan. We gaan ervan uit dat in principe 90 kalenderdagen moeten worden getotaliseerd.
Deze periode mag onderbroken zijn en mag worden gerealiseerd bij meerdere werkgevers.
Voorbeeld: een werkloze treedt in dienst op 1 juli 2021 met een contract van bepaalde duur van 2 maanden bij een privé-werkgever. Nadien is hij terug werkloos en op 1 november komt hij als contractueel in dienst bij het bestuur. Het betrokken personeelslid zal dus recht hebben op 5 dagen Europese vakantie vanaf de laatste week van november 2021 en nadien nog op 2 dagen voor de maand december.
Verloning
Overeenkomstig de wetgeving ontvangt het personeelslid voor de dagen aanvullende vakantie een bedrag gelijk aan zijn normaal loon (= aanvullend europees vakantiegeld).
Tijdens de opname van de Europese vakantiedagen dient het bestuur dus het normaal 'loon' door te betalen. Echter, er wordt wel voorzien dat dit bedrag mag gerecupereerd worden door een 'aftrek op het gedeelte van het wettelijk vakantiegeld dat niet overeenstemt met het normale loon voor vakantiedagen'. Men doelt hier op het dubbel vakantiegeld, het dubbel vertrekvakantiegeld of het dubbel vakantiegeld uitbetaald in december bij verminderde prestaties.
De aftrek dient te gebeuren in het jaar dat volgt op de opname van de 'Europese vakantie' en indien nodig op het vakantiegeld van de volgende jaren.
De 'Europese vakantiedagen' worden dus geprefinancierd door het personeelslid zelf. Men kan het beschouwen als een voorschot op het dubbel vakantiegeld. (Het aanvullend Europees vakantiegeld krijgt ook dezelfde behandeling als dubbel vakantiegeld, d.w.z. geen patronale RSZ-bijdragen, wel bijzondere inhouding van 13,07% ten laste van het personeelslid).
Duur van de aanvullende vakantie
Er moet vooreerst een onderscheid gemaakt worden tussen de aanloopperiode en de periode nadien:
- Aanloopperiode:
Vanaf de laatste week van de aanloopperiode heeft men recht op 5 vakantiedagen in een 5-dagenstelsel (6 dagen in een 6-dagenstelsel).
Van dit aantal worden de wettelijk opgebouwde vakantiedagen afgetrokken.
Voorbeeld 1: Personeelslid heeft in 2020 gewerkt tot 28 februari 2020. Nadien was hij werkloos tot hij in dienst treedt als contractueel bij het bestuur op 1 oktober 2021 -> het personeelslid heeft recht op 5 dagen 'Europese vakantie' vanaf de laatste week van december, MAAR de opgebouwde wettelijke vakantiedagen (= 4 dagen) moeten eraf getrokken worden => recht op 1 dag 'Europese vakantie'.
Voorbeeld 2: Iemand die in dienst treedt op 15 oktober 2021 heeft geen recht op 'Europese vakantie' in 2021.
- Na de aanloopperiode:
Hier dient hetzelfde berekeningssysteem te worden toegepast als voor de wettelijke dagen (= in een 6-dagen stelsel: 2 dagen per maand; in een 5-dagen stelsel: 2 dagen per maand, maar per veelvoud van 6 wordt er 1 dag afgetrokken). Alleen wordt er hier opgebouwd op het jaar zelf!
Voorbeeld: Personeelslid dat in dienst treedt op 1 augustus 2021 heeft recht op 5 dagen 'Europese vakantie' vanaf de laatste week van oktober 2021. Voor november en december komen daar nog 4 dagen bij, want men heeft recht op 9 dagen voor de 5 maanden (5 maanden x 2 = 10 en per veelvoud van 6 gaat er eentje af = 9).
Van dit aantal dagen worden ook de wettelijk opgebouwde dagen afgetrokken.
Voorbeeld: Personeelslid heeft in 2020 gewerkt tot 28 februari 2020. Nadien was hij werkloos tot hij in dienst treedt als contractueel bij het bestuur op 1 augustus 2021 -> het personeelslid heeft recht op 9 dagen 'Europese vakantie' voor (de 5 maanden in) 2021, MAAR opgebouwde wettelijke vakantiedagen ( = 4 dagen) moeten eraf getrokken worden => recht op 5 dagen 'Europese vakantie'.
Verder heeft men ook in het jaar nadien recht op 'Europese vakantie' indien men niet voldoende wettelijke dagen heeft opgebouwd om in dit (volgend) jaar 4 weken vakantie te nemen. Ook in dit jaar geldt een aanloopperiode van 3 maanden!
Voorbeeld: Een werkloze treedt voltijds in dienst op 1 juli 2021 en blijft heel 2022 in dienst:
2021: 0 wettelijke vakantiedagen en 10 Europese vakantiedagen
2022: 10 wettelijke vakantiedagen (welke eerst opgenomen moeten worden) en 10 Europese vakantiedagen (eerste 5 dagen pas vanaf laatste week van maart)
Een deeltijds personeelslid heeft recht op een aantal vakantiedagen naar verhouding van zijn arbeidsstelsel.
Voorbeeld: Een schoolverlater treedt op 1 juli 2021 halftijds in dienst: deze heeft recht op 5 Europese vakantiedagen (als voltijdser zou hij recht hebben gehad op 10 dagen).
Ten slotte moet men de dagen niet aaneensluitend opnemen. Echter, men moet wel rekening houden met de opbouw van de Europese vakantiedagen: men kan dus niet alles ineens in het begin opnemen.
Voorbeeld: Werkloze die in dienst treedt op 1 april 2022 heeft recht op 15 dagen 'Europese vakantie' (waarvan de eerste 5 vanaf de laatste week van juni): het personeelslid kan bijvoorbeeld 10 dagen in oktober nemen, nog eens 2 in november en nog eens 3 in december. Hij kan echter geen 15 dagen al in oktober opnemen, want hij heeft nog geen 15 dagen opgebouwd (op 30 september heeft hij nog maar 10 Europese dagen opgebouwd).
Recht
Indien het personeelslid 'Europese vakantie' wenst te nemen, kan het bestuur niet weigeren. Bestuur en personeelslid moeten uiteraard wel de datum van opname overeenkomen.
Het personeelslid is wel niet verplicht om de dagen aanvullende vakantie op te nemen waarop hij aanspraak kan maken (hij kan hier dus van afzien in tegenstelling tot wat het geval is bij de wettelijke (nationale) vakantiedagen).
M.a.w. de dagen 'aanvullende vakantie' zijn facultatief. Het personeelslid heeft het recht om ze te nemen, maar hij is niet verplicht om ze geheel of gedeeltelijk uit te putten.
Rechtsbron: artikel 17bis gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie, artikel 3bis en 62bis -62sexies van KB 30.03.1967.