1. Trein
In het kader van het BVR RPR 2023 dient het bestuur minimaal een vergoeding voor de kosten voor woon-werkverkeer toe te kennen als sociaal voordeel.
Bij het gebruik van de trein voor de verplaatsing van en naar het werk worden de personeelsleden voor de kosten van het sociale abonnement ten minste vergoed in overeenstemming met de geldende wettelijke bepalingen daarover.
Voor de actuele bedragen volgens de daarover geldende wettelijke bepalingen, zie hier. Indien een bestuur het woon-werkverkeer per trein volledig of voor een hoger bedrag terugbetaalt, zijn deze bedragen uiteraard niet van toepassing.
Wat in het besluit vermeld wordt, is het wettelijke minimum. Besturen kunnen ervoor opteren om alle verplaatsingen met het openbaar vervoer in het kader van het woon-werkverkeer volledig of gedeeltelijk te compenseren. Het staat de besturen dus vrij een hogere terugbetaling of zelfs een volledige terugbetaling van het treinabonnement voor het woon-werkverkeer toe te kennen.
Rechtsbron: artikel 40, §1 BVR RPR 2023
2. Bus/tram/metro
De besturen bepalen autonoom in welke mate de kosten voor de verplaatsingen van en naar het werk met de bus, tram of metro worden vergoed. Dat houdt bijvoorbeeld in dat een vergoeding van het abonnement tegen 50%, 80% of 100% mogelijk is.
Rechtsbron: artikel 40, §1 BVR RPR 2023