1. Algemeen
Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een forfaitair gedeelte en een veranderlijke gedeelte.
Het BVR RPR 2023 voorziet opnieuw in een plafonnering: het bedrag van de eindejaarstoelage mag nooit meer bedragen dan 110% van een twaalfde van het jaarsalaris.
Onder referentieperiode wordt verstaan: de periode van 1 januari tot en met 30 september van het in aanmerking te nemen jaar.
Onder jaarsalaris wordt verstaan: het brutosalaris op jaarbasis tegen 100%, aangevuld met de eventuele haard- en standplaatstoelage.
Voor een titularis van een functie met onvolledige prestaties wordt het bedrag van de eindejaarstoelage verminderd in verhouding tot de geleverde prestaties.
Rechtsbron: artikel 36, derde en vierde lid en artikel 1, 15° BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 Tot en met 31 december 2020 mocht de eindejaarstoelage nooit meer bedragen dan een twaalfde van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Deze plafonnering werd opgeheven vanaf 1 januari 2021. Bij een onvolledige referentieperiode, onvolledige prestaties of onvolledig salaris wordt het bedrag van de eindejaarstoelage pro-rata verminderd. Rechtsbron: artikel 133 - 137 BVR RPR 2007 |
2. Forfaitair gedeelte
Het BVR RPR 2023 bepaalt dat het forfaitaire gedeelte als volgt wordt berekend:
Het forfaitaire gedeelte bedraagt vanaf 2021 399,34 euro en wordt jaarlijks vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het afgevlakte gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het afgevlakte gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.
Het resultaat van die berekening wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig en wordt verhoogd met 898,74 euro.
U vindt het huidige bedrag hier.
Rechtsbron: artikel 36, tweede lid, 1° BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 Het forfaitaire gedeelte wordt als volgt berekend: a) het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar 2011 349,73 euro; Rechtsbron: artikel 135, tweede lid, 1° BVR RPR 2007 |
3. Veranderlijke gedeelte
Het BVR RPR 2023 bepaalt dat het veranderlijke gedeelte als volgt wordt berekend:
Het veranderlijke gedeelte bedraagt 3,6% van het salaris, aangevuld met de eventuele haard- en standplaatstoelage en aangepast volgens de indexverhogingscoëfficient die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.
De bepaling in het BVR RPR 2007 in verband met het niet of slechts gedeeltelijk ontvangen van een salaris in de maand oktober wordt niet meer hernomen. Immers, onder salaris moet worden verstaan: het brutosalaris, uitgedrukt in euro, op jaarbasis tegen 100% (en gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01).
Rechtsbron: artikel 36, tweede lid, 2° BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 Het veranderlijke gedeelte bedraagt vanaf 1 januari 2021 3,6% van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Rechtsbron: artikel 135, tweede lid, 2° BVR RPR 2007 |
4. Gelijkgestelde periodes
Het BVR RPR 2023 voorziet dat periodes van disponibiliteit en periodes van dienstactiviteit, met in begrip van bepaalde met dienstactiviteit gelijkgestelde periodes, die gepresteerd zijn van 1 januari tot en met 30 september van het in aanmerking te nemen jaar, in aanmerking komen om het bedrag van de eindejaarstoelage te berekenen.
Personeelsleden zijn in dienstactiviteit bij verlof of afwezigheid als ze op dat ogenblik het recht op salaris volledig of gedeeltelijk behouden, of ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte.
Volgende met dienstactiviteit gelijkgestelde periodes tellen mee voor de berekening van de eindejaarstoelage:
- Thematische verloven (ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand, palliatief verlof, mantelzorgverlof)
- Vlaams Zorgkrediet
- Adoptieverlof (artikel 30ter arbeidsovereenkomstenwet)
- Pleegzorgverlof (artikel 30quater arbeidsovereenkomstenwet)
- Pleegouderverlof (artikel 30sexies arbeidsovereenkomstenwet)
- Omstandigheidsverlof
- Periode met recht op een uitkering i.k.v. ziekte- en invaliditeitsverzekering anders dan een uitkering bij een periode van ziekte of ongeval privé-leven
- Periode van ziekte of ongeval privé-leven met recht op een uitkering i.k.v. ziekte- en invaliditeitsverzekering
- Tijdelijke afwezigheid overmacht statutair
- Periode van tijdelijke werkloosheid met recht op een uitkering i.k.v. werkloosheidsverzekering
De Raad kan bepalen dat volgende periodes toch niet in aanmerking komen:
- Thematische verloven
- Vlaams Zorgkrediet
- Tijdelijke afwezigheid overmacht statutair
- Periode van tijdelijke werkloosheid met recht op een uitkering i.k.v. werkloosheidsverzekering
De meerekenbaarheid van periodes van ziekte of ongeval privé leven met recht op een ziekte- of invaliditeitsuitkering en periodes van disponibiliteit wegens arbeidsongeschiktheid kan beperkt worden tot 12 maanden.
Periodes van onbetaald verlof (als recht/gunst), alsook periodes van afwezigheid wegens dwingende redenen en wegens het zorgverlof tellen nooit mee voor de berekening van de eindejaarstoelage. Hetzelfde geldt voor een afwezigheid wegens militaire dienst die geen volledige kalendermaand beslaat.
Rechtsbron: artikel 37 BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 De periodes waarin het personeelslid tijdens de referentieperiode als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties met ouderschapsverlof, als vermeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan, was, of met bevallingsverlof was met toepassing van de Arbeidswet van 16 maart 1971, of omstandigheidsverlof genoot naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van de werknemer, worden gelijkgesteld met periodes waarvoor het personeelslid het salaris volledig heeft ontvangen. Rechtsbron: artikel 136, derde lid BVR RPR 2007 |
5. Cumulatie
Overeenkomstig het BVR RPR (OCMW) is er geen cumulatiebeperking meer indien alle functies zich situeren binnen de lokale overheden of provincies.
Dat betekent dat zij die functies binnen de gemeenten of provincies combineren, eventueel recht hebben op meer dan één eindejaarstoelage.
Echter, het is wel mogelijk dat, vanuit het perspectief van een eventuele andere werkgever, er in de (rechtspositie)regeling van die andere werkgever nog een cumulatieregeling is opgenomen.
6. Betaling
In het BVR RPR 2023 wordt niets meer uitdrukkelijk bepaald omtrent het tijdstip van uitbetaling van de eindejaarstoelage. Er wordt enkel voorzien dat de raad in de rechtspositieregeling ten minste de uitbetalingsmodaliteiten voorziet.
Het tijdstip van uitbetaling wordt dan ook overgelaten aan de besturen (lokale autonomie). Het afgevlakte gezondheidsindexcijfer en de indexverhogingscoëfficient van de maand oktober moeten echter gekend zijn. Het wordt dan ook aangeraden om in de maand december over te gaan tot uitbetaling van de eindejaarstoelage.
Rechtsbron: artikel 36, vierde lid BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 De eindejaarstoelage wordt uiterlijk tijdens de maand december van het in aanmerking te nemen jaar in één keer uitbetaald. Rechtsbron: artikel 137, eerste lid BVR RPR 2007 |
7. OCMW-personeel met recht op attractiviteitspremie
Als een personeelslid, werkzaam in een erkende, en eventueel vergunde of gesubsidieerde, Vlaamse dienst van een revalidatieziekenhuis, initiatief voor beschut wonen, woonzorgcentrum (ROB/RVT), centrum voor dagverzorging, centrum voor kortverblijf, geïntegreerde dienst thuisverzorging of revalidatiecentrum, recht heeft op een attractiviteitspremie, wordt deze attractiviteitspremie in mindering gebracht van het bedrag van het forfaitair gedeelte dat geldt voor het overig OCMW-personeel.
Rechtsbron: artikel 98, laatste lid BVR RPR OCMW 2010 / artikel 36, vijfde lid BVR RPR 2023
8. Theoretisch budget
In het BVR RPR 2023 wordt voorzien dat de raad in de rechtspositieregeling kan bepalen dat het personeelslid volledig of gedeeltelijk afstand kan doen van de eindejaarstoelage ten voordele van een theoretisch budget waarbinnen het andere voordelen kan kiezen.
Meer informatie hierover kan u terugvinden bij "Cafetariaplan".
Rechtsbron: artikel 32 BVR RPR 2023
BVR RPR 2007 De raad kan beslissen dat het personeelslid op vrijwillige basis volledig of gedeeltelijk afstand kan doen van de eindejaarstoelage voor voordelen ter bevordering van de fietsmobiliteit. Hij bepaalt daarvoor de nadere regels in de rechtspositieregeling. Meer informatie over de fietslease kan u terugvinden in onze FAQ Fietslease. Rechtsbron: artikel 137, tweede lid BVR RPR 2007 |