1. Algemeen
Uit artikel 148 van de Nieuwe Gemeentewet volgt dat het gemeentepersoneel onder dezelfde voorwaarden als het personeel van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap een haard- of standplaatstoelage ontvangt. Ook in artikel 33, tweede lid van het BVR RPR 2023 wordt nu uitdrukkelijk bepaald dat personeelsleden een haard- en standplaatstoelage ontvangen, onder dezelfde voorwaarden als het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid. Deze regeling is terug te vinden in artikel VII 18 van het BVR van 13/01/2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse Overheid.
2. Rechthebbenden
Indien de jaarwedde bepaalde bedragen niet overschrijdt, hebben volgende personen:
a. Recht op een haardtoelage:
- Het gehuwd personeelslid of het personeelslid dat samenleeft, tenzij de toelage wordt toegekend aan zijn echtgenoot of aan de persoon met wie hij samenleeft;
- Het alleenstaand personeelslid aan wie de kinderbijslag wordt uitbetaald.
Als twee echtgenoten of twee personen die samenleven, elk beantwoorden aan de voorwaarden om de haardtoelage te ontvangen, wijzen ze in wederzijds akkoord aan wie de toelage zal ontvangen.
b. Recht op een standplaatstoelage:
- De personen die aan de jaargrenzen voldoen en die geen recht hebben op een haardtoelage.
3. Bedrag
Het bedrag van de haard- of standplaatstoelage is vanaf 01/01/2023:
- voor een salaris dat € 16.671,84 NIET te boven gaat:
- haardtoelage: € 719,89
- standplaatstoelage: € 359,95
- voor een salaris dat hoger ligt dan € 16.671,84 doch € 18.945,86 niet te boven gaat:
- haardtoelage: € 359,95
- standplaatstoelage: € 179,98
Deze bedragen zijn gekoppeld aan spilindex 138,01. De hierboven vermelde bedragen zijn niet geïndexeerd.
Aan personeelsleden met onvolledige prestaties wordt een haard- of standplaatstoelage toegekend in verhouding met die prestaties. Ze kan eveneens toegekend worden wegens nevenbetrekkingen.
Als het recht op de haard- en standplaatstoelage in de loop van een maand wijzigt, wordt voor de hele maand het voordeligste stelsel toegepast.
De bezoldiging van het personeelslid wiens salaris hoger is dan € 16.671,84 of € 18.945,86 mag niet kleiner zijn dan in het geval dit salaris gelijk zou zijn aan dat bedrag. In voorkomend geval dient een gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage toegekend te worden!
Onder bezoldiging wordt verstaan: het salaris, verhoogd met de volledige of gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage, en voor het statutaire personeelslid verminderd met de inhouding voor het Fonds voor Overlevingspensioenen.
Voorbeeld:
Een alleenstaande met kinderen heeft een salaris van € 19.200: in principe heeft deze persoon geen recht op de haardtoelage, gezien te hoge wedde. Echter, indien ze slechts € 18.945,86 zou verdienen, zou ze een haardtoelage krijgen van € 359,95 en dus een totale bezoldiging genieten van € 19.305,81. In dit geval dient men dus nog een haardtoelage toe te kennen vanaf € 105,81.
4. Feitelijk gescheiden of feitelijk samenwonen
Een personeelslid dat feitelijk gescheiden leeft, is nog steeds gehuwd. Dit personeelslid blijft recht hebben op haard- en standplaatstoelage.
Iemand die feitelijk samenwoont, kan ook recht op een haard- en standplaatstoelagen. Het samenleven in artikel VII 18 van het BVR van 13/01/2006 behelst niet enkel het wettelijk samenleven, maar ook het feitelijk samenleven.
5. Betaling
De haard- of de standplaatstoelage wordt betaald in dezelfde mate, volgens dezelfde modaliteiten en terzelfdertijd als de wedde van de maand waarop zij betrekking heeft.
6. Disponibiliteit
De omzendbrief B.A. 2002/07 van 19 april 2002 stelt duidelijk ‘dat de personeelsleden in disponibiliteit ook een haard- en standplaatstoelage kunnen genieten’.