2024
Voor het jaar 2024 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1.368,94, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie:
€ 470,20 (= € 453,99 x 130,13(afgevlakte gezondheidsindex okt 2024) / 125,65 (afgevlakte gezondheidsindex okt 2023) )
+ € 898,74 (toegevoegd door sectorale akkoorden en BVR RPR)
= € 1.368,94
Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 626,86:
€ 1.368,94 (= vast gedeelte van de eindejaarstoelage)
- € 742,08 (= bedrag attractiviteitspremie)
= € 626,86
Rechtsbron: Artikel 36 BVR RPR 2023
Archief
2023
Voor het jaar 2023 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1.352,73, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie:
€ 453,99 (= € 441,58 x 125,65 (afgevlakte gezondheidsindex okt 2023) / 122,22 (afgevlakte gezondheidsindex okt 2022) )
+ € 898,74 (toegevoegd door sectorale akkoorden en BVR RPR)
= € 1.352,73
Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 625,19:
€ 1.352,73 (= vast gedeelte van de eindejaarstoelage)
- 727,54 (= bedrag attractiviteitspremie)
= € 625,19
Rechtsbron: Artikel 36 BVR RPR 2023
2022
Voor het jaar 2022 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1.340,32 behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 641,06 (590,32 (vast bedrag eindejaarstoelage)+ 50,74 (verhoging ten gevolge van VIA6)).
De berekeningswijze van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage vind je in artikel 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB. Hierin vind je in artikel 135, lid 2, b dat het forfaitair gedeelte elk jaar aangepast dient te worden op basis van de gezondheidsindexcijfers van oktober.
Echter, door artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (=wet met betrekking tot de indexsprong), mogen we de indexatie zoals hierboven beschreven niet zomaar toepassen. Dit artikel bepaalt nl.: "Voor de lonen, de wedden, de sociale uitkeringen, de toelagen, de premies en de vergoedingen moet in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, in alle bepalingen van individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten, in alle akkoorden tussen werkgever en werknemer en in alle eenzijdige beslissingen van de werkgever die voorzien in een koppeling aan een prijsindex, de afgevlakte gezondheidsindex in aanmerking worden genomen."
De bedragen zijn dus als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB juncto artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid):
€ 399,34 x 122,22 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2022)/110,53 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2021) = € 441,58 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 698,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 200 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.340,32 (vast bedrag eindejaarstoelage 2022)
€ 399,34 x 122,22 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2022)/110,53 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2021) = € 441,58 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 698,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 200 (art. 98, lid 1, 1°, e, 3 OCMW-RPB)
= € 1.340,32 (vast bedrag eindejaarstoelage 2022)
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 698,74 en € 200. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 441,58 bedragen.
Deze € 441,58 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 590,32 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005), en met € 50,74 tot € 641,06 (ten gevolge van VIA6).
2021
Voor het jaar 2021 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1.298,08, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 664,72 (548,08 (vast bedrag eindejaarstoelage)+ 116,64 (verhoging ten gevolge van VIA6)).
De berekeningswijze van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage vind je in artikel 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB. Hierin vind je in artikel 135, lid 2, b dat het forfaitair gedeelte elk jaar aangepast dient te worden op basis van de gezondheidsindexcijfers van oktober.
Echter, door artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (=wet met betrekking tot de indexsprong), mogen we de indexatie zoals hierboven beschreven niet zomaar toepassen. Dit artikel bepaalt nl.: "Voor de lonen, de wedden, de sociale uitkeringen, de toelagen, de premies en de vergoedingen moet in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, in alle bepalingen van individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten, in alle akkoorden tussen werkgever en werknemer en in alle eenzijdige beslissingen van de werkgever die voorzien in een koppeling aan een prijsindex, de afgevlakte gezondheidsindex in aanmerking worden genomen."
De bedragen zijn dus als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB juncto artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid):
€ 389.69 x 110.53 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2021)/107.86 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2020) = € 399.34 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 698,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 200 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.298,08 (vast bedrag eindejaarstoelage 2021)
€ 389,69 x 110.53 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2021)/107.86 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2020) = € 399,34 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 698,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 200 (art. 98, lid 1, 1°, e, 3 OCMW-RPB)
= € 1.298,08 (vast bedrag eindejaarstoelage 2021)
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 698,74 en € 200. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 399,34 bedragen.
Deze € 399,34 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 548.08 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005), en met € 116,64 tot € 664,72 (ten gevolge van VIA6)
2020
Voor het jaar 2020 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1.288,43, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 538,43.
De berekeningswijze van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage vind je in artikel 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB. Hierin vind je in artikel 135, lid 2, b dat het forfaitair gedeelte elk jaar aangepast dient te worden op basis van de gezondheidsindexcijfers van oktober.
Echter, door artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (=wet met betrekking tot de indexsprong), mogen we de indexatie zoals hierboven beschreven niet zomaar toepassen. Dit artikel bepaalt nl.: "Voor de lonen, de wedden, de sociale uitkeringen, de toelagen, de premies en de vergoedingen moet in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, in alle bepalingen van individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten, in alle akkoorden tussen werkgever en werknemer en in alle eenzijdige beslissingen van de werkgever die voorzien in een koppeling aan een prijsindex, de afgevlakte gezondheidsindex in aanmerking worden genomen."
De bedragen zijn dus als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB juncto artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid):
€ 385,68 x 107.86 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2020)/106.75 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2019) = € 389.69 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 698,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 200 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.288.43 (vast bedrag eindejaarstoelage 2020)
€ 385,68 x 107.86 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2020)/106.75 ( afgevlakte gezondheidsindex okt 2019) = € 389.69 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 698,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 200 (art. 98, lid 1, 1°, e, 3 OCMW-RPB)
= € 1.288.43 (vast bedrag eindejaarstoelage 2020)
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 698,74 en € 200. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 389.69 bedragen.
Deze € 389.69 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 538,43 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2019
Voor het jaar 2019 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1.284,42, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 534,42.
De berekeningswijze van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage vind je in artikel 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB. Hierin vind je in artikel 135, lid 2, b dat het forfaitair gedeelte elk jaar aangepast dient te worden op basis van de gezondheidsindexcijfers van oktober.
Echter, door artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (=wet met betrekking tot de indexsprong), mogen we de indexatie zoals hierboven beschreven niet zomaar toepassen. Dit artikel bepaalt nl.: "Voor de lonen, de wedden, de sociale uitkeringen, de toelagen, de premies en de vergoedingen moet in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, in alle bepalingen van individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten, in alle akkoorden tussen werkgever en werknemer en in alle eenzijdige beslissingen van de werkgever die voorzien in een koppeling aan een prijsindex, de afgevlakte gezondheidsindex in aanmerking worden genomen."
De bedragen zijn dus als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB juncto artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid):
€ 381,31 x 106,75/105,54* = € 385,68 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 698,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 200 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.284,42 (vast bedrag eindejaarstoelage 2019)
€ 381,31 x 106,75/105,54* = € 385,68 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 698,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 200 (art. 98, lid 1, 1°, e, 3 OCMW-RPB)
= € 1.284,42 (vast bedrag eindejaarstoelage 2019)
*indexcoëfficiënt is afgerond op 4 decimalen
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 698,74 en € 200. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 385,68 bedragen.
Deze € 385,68 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 534,42 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2018
Voor het jaar 2018 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1.280,05, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 530,05.
De berekeningswijze van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage vind je in artikel 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB. Hierin vind je in artikel 135, lid 2, b dat het forfaitair gedeelte elk jaar aangepast dient te worden op basis van de gezondheidsindexcijfers van oktober.
Echter, door artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (=wet met betrekking tot de indexsprong), mogen we de indexatie zoals hierboven beschreven niet zomaar toepassen. Dit artikel bepaalt nl.: "Voor de lonen, de wedden, de sociale uitkeringen, de toelagen, de premies en de vergoedingen moet in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, in alle bepalingen van individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten, in alle akkoorden tussen werkgever en werknemer en in alle eenzijdige beslissingen van de werkgever die voorzien in een koppeling aan een prijsindex, de afgevlakte gezondheidsindex in aanmerking worden genomen."
De bedragen zijn dus als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB juncto artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid):
€ 374,13 x 105,54/103,55* = € 381,31 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 698,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 200 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.280,05 (vast bedrag eindejaarstoelage 2018)
€ 374,13 x 105,54/103,55* = € 381,31 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 698,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 200 (art. 98, lid 1, 1°, e, 3 OCMW-RPB)
= € 1.280,05 (vast bedrag eindejaarstoelage 2018)
*indexcoëfficiënt is afgerond op 4 decimalen
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 698,74 en € 200. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 381,31 bedragen.
Deze € 381,31 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 530,05 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2017
Voor het jaar 2017 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1.272,87, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 522,87.
De berekeningswijze van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage vind je in artikel 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB. Hierin vind je in artikel 135, lid 2, b dat het forfaitair gedeelte elk jaar aangepast dient te worden op basis van de gezondheidsindexcijfers van oktober.
Echter, door artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (=wet met betrekking tot de indexsprong), mogen we de indexatie zoals hierboven beschreven niet zomaar toepassen. Dit artikel bepaalt nl.: "Voor de lonen, de wedden, de sociale uitkeringen, de toelagen, de premies en de vergoedingen moet in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, in alle bepalingen van individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten, in alle akkoorden tussen werkgever en werknemer en in alle eenzijdige beslissingen van de werkgever die voorzien in een koppeling aan een prijsindex, de afgevlakte gezondheidsindex in aanmerking worden genomen."
De bedragen zijn dus als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB juncto artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid):
€ 367,73 x 103,55/101,78* = € 374,13 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 698,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 200 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.272,87 (vast bedrag eindejaarstoelage 2017)
€ 367,73 x 103,55/101,78* = € 374,13 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 698,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 200 (art. 98, lid 1, 1°, e, 3 OCMW-RPB)
= € 1.272,87 (vast bedrag eindejaarstoelage 2017)
*indexcoëfficiënt is afgerond op 4 decimalen
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 698,74 en € 200. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 374,13 bedragen.
Deze € 374,13 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 522,87 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2016
Voor het jaar 2016 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1266,47, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 516,47.
De berekeningswijze van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage vind je in artikel 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB. Hierin vind je in artikel 135, lid 2, b dat het forfaitair gedeelte elk jaar aangepast dient te worden op basis van de gezondheidsindexcijfers van oktober.
Echter, door artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (=wet met betrekking tot de indexsprong), mogen we de indexatie zoals hierboven beschreven niet zomaar toepassen. Dit artikel bepaalt nl.: "Voor de lonen, de wedden, de sociale uitkeringen, de toelagen, de premies en de vergoedingen moet in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, in alle bepalingen van individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten, in alle akkoorden tussen werkgever en werknemer en in alle eenzijdige beslissingen van de werkgever die voorzien in een koppeling aan een prijsindex, de afgevlakte gezondheidsindex in aanmerking worden genomen."
De bedragen zijn dus als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB juncto artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid):
€ 363,69 x 101,78/100,66* = € 367,73 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 698,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 200 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.266,47 (vast bedrag eindejaarstoelage 2016)
€ 363,69 x 101,78/100,66 = € 367,73 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 698,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 200 (art. 98, lid 1, 1°, e, 3 OCMW-RPB)
= € 1.266,47 (vast bedrag eindejaarstoelage 2014)
*indexcoëfficiënt is afgerond op 4 decimalen
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 698,74 en € 200. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 367,73 bedragen.
Deze € 367,73 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 516,47 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2015
Voor het jaar 2015 bedraagt het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen € 1262,43, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op de attractiviteitspremie bedraagt de eindejaarstoelage € 512,43.
De berekeningswijze van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage vind je in artikel 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB. Hierin vind je in artikel 135, lid 2, b dat het forfaitair gedeelte elk jaar aangepast dient te worden op basis van de gezondheidsindexcijfers van oktober.
Echter, door artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid (=wet met betrekking tot de indexsprong), mogen we de indexatie zoals hierboven beschreven niet zomaar toepassen. Dit artikel bepaald nl.: "Voor de lonen, de wedden, de sociale uitkeringen, de toelagen, de premies en de vergoedingen moet in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, in alle bepalingen van individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten, in alle akkoorden tussen werkgever en werknemer en in alle eenzijdige beslissingen van de werkgever die voorzien in een koppeling aan een prijsindex, de afgevlakte gezondheidsindex in aanmerking worden genomen."
De bedragen zijn dus als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB juncto artikel 3bis van de wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid ):
€ 362,13 x 100,66/100,23* = € 363,69 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 698,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 200 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.262,43 (vast bedrag eindejaarstoelage 2015)
€ 362,13 x 100,66/100,23 = € 363,69 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 698,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 200 (art. 98, lid 1, 1°, e, 3 OCMW-RPB)
= € 1.262,43 (vast bedrag eindejaarstoelage 2014)
*indexcoëfficiënt is afgerond op 4 decimalen
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 698,74 en € 200. Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 363,69 bedragen.
Deze € 363,69 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 512,43 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2014
Het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen bedraagt € 1260,87, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie.
Deze bedragen zijn als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB):
€ 361,77 x 100,28/100,18* = € 362,13 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 248,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 250 (art. 135, lid 1, 1°, d RPB)
+ € 400 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.260,87 (vast bedrag eindejaarstoelage 2014)
€ 361,77 x 120,99/119,87 = € 362,13 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 498,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 400 (art. 98, lid 1, 1°, d, 3 OCMW-RPB)
= € 1.260,87 (vast bedrag eindejaarstoelage 2014)
*indexcoëfficiënt is afgerond op 4 decimalen
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 498,74, en € 200. In het verslag bij het OCMW-RPB wordt verduidelijkt dat het bedrag van € 498,74 bestaat uit: € 148,74 (sectoraal akkoord 2002) + € 100 (sectoraal akkoord 2005-2007) + € 250 (sectoraal akkoord 2008-2013). Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 362,13 bedragen.
Deze € 362,13 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 510,87 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2013
Het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen bedraagt € 1260,51, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie.
Deze bedragen zijn als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB):
€ 358,44 x 120,99/119,87* = € 361,77 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 248,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 250 (art. 135, lid 1, 1°, d RPB)
+ € 400 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.260,51 (vast bedrag eindejaarstoelage 2013)
€ 358,44 x 120,99/119,87 = € 361,77 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 498,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 400 (art. 98, lid 1, 1°, d, 3 OCMW-RPB)
= € 1.260,51 (vast bedrag eindejaarstoelage 2013)
*indexcoëfficiënt is afgerond op 4 decimalen
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 498,74, en € 200. In het verslag bij het OCMW-RPB wordt verduidelijkt dat het bedrag van € 498,74 bestaat uit: € 148,74 (sectoraal akkoord 2002) + € 100 (sectoraal akkoord 2005-2007) + € 250 (sectoraal akkoord 2008-2013). Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 361,77 bedragen.
Deze € 361,77 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 510,51 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2012
Het vast gedeelte van de eindejaarstoelage van de lokale besturen bedraagt € 1157,18, behalve voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie.
Deze bedragen zijn als volgt berekend (overeenkomstig art. 135 RPB en art. 98 OCMW-RPB):
€ 349,73 x 119,87/116,96* = € 358,44 (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB)
+ € 248,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB)
+ € 250 (art. 135, lid 1, 1°, d RPB)
+ € 300 (art. 135, lid 1, 1°, e, 3 RPB)
= € 1.157,18 (vast bedrag eindejaarstoelage 2012)
€ 349,73 x 119,87/116,96* = € 358,44 (art. 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ € 498,74 (art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ € 300 (art. 98, lid 1, 1°, d, 3 OCMW-RPB)
= € 1.157,18 (vast bedrag eindejaarstoelage 2012)
*indexcoëfficiënt is afgerond op 4 decimalen
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 498,74, en € 200. In het verslag bij het OCMW-RPB wordt verduidelijkt dat het bedrag van € 498,74 bestaat uit: € 148,74 (sectoraal akkoord 2002) + € 100 (sectoraal akkoord 2005-2007) + € 250 (sectoraal akkoord 2008-2013). Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 358,44 bedragen.
Deze € 358,44 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 507,18 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2011
Het vast gedeelte voor de eindejaarstoelage van de lokale besturen bedraagt € 1048,47, uitgezonderd de personeelsleden van een OCMW die recht hebben op een attractiviteitspremie.
Men bekomt deze bedragen door artikel 135 van het RPB (of artikel 98 van het OCMW-RPB) toe te passen:
€ 339,28 x 116,96/113,46* (art. 135, lid 1, 1°, a en b RPB of artikel 98, lid 1, 1°, a en b OCMW-RPB)
+ 248,74 (art. 135, lid 1, 1°, c RPB of art. 98, lid 1, 1°, c OCMW-RPB)
+ 250 (art. 135, lid 1, 1°, d RPB of art. 98, lid 1, 1°, d OCMW-RPB)
+ 200 (art. 135, lid 1, 1°, e, 2 RPB of art. 98, lid 1, 1°, e, 2 OCMW-RPB)
€ 1048,47
*indexatiecoëfficiënt moet afgerond worden op 4 cijfers na de komma
Art. 98, laatste lid OCMW-RPB bepaalt dat OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie, geen recht hebben op de verhogingen € 498,74, en € 200. In het verslag bij het OCMW-RPB wordt verduidelijkt dat het bedrag van € 498,74 bestaat uit: € 148,74 (sectoraal akkoord 2002) + € 100 (sectoraal akkoord 2005-2007) + € 250 (sectoraal akkoord 2008-2013). Voor de OCMW-personeelsleden die recht hebben op een attractiviteitspremie zou het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dan € 349,73 bedragen.
Deze € 349,73 wordt wel nog verhoogd met € 148,74 tot € 498,47 (i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2005).
2010
Het vast gedeelte voor de eindejaarstoelage van de lokale besturen bedraagt € 938,02, uitgezonderd de personeelsleden van een OCMW die recht hebben op een attractiviteitspremie. Voor die personeelsleden bedraagt het vast gedeelte € 339,28 (wel nog te verhogen met € 148,74 i.k.v. uitvoering van het sectoraal akkoord van 2002 en het federaal gezondheidsakkoord publieke sector van 2012).