Inleiding
Een anciënniteitspremie kan door lokale besturen worden toegekend aan personeelsleden die reeds geruime tijd in dienst zijn (25 jaar/ 35 jaar). Deze premie kan toegekend worden in speciën, in natura of in geschenkcheques. Op die manier kan het lokaal bestuur de loyauteit van een personeelslid belonen.
Sociale zekerheidsbijdragen
De premie is, mits naleving van de onderstaande voorwaarden, vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen:
- maximaal twee maal tijdens de loopbaan van de werknemer bij een werkgever:
- één maal ten vroegste tijdens het kalenderjaar waarin hij 25 jaar in dienst is bij de werkgever,
- en een tweede maal ten vroegste tijdens het kalenderjaar waarin hij 35 jaar in dienst is bij de werkgever,
- voor zover het maximale bedrag niet hoger is dan:
- één maal het bruto bedrag van de maandwedde voor 25 jaar dienst,
- twee maal het bruto bedrag van de maandwedde voor 35 jaar dienst.
Indien bovenvermelde bedragen overschreden worden, is alleen het gedeelte tot beloop van dit bedrag vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen.
In afwijking hiervan mag de werkgever er ook voor kiezen om het voordeel te bepalen in functie van het gemiddeld bruto bedrag van een maandloon in zijn onderneming. Werkgevers die hiervoor kiezen moeten per kalenderjaar het gemiddeld bruto bedrag van een maandloon in de onderneming vaststellen op basis van de verhouding tussen de uitbetaalde lonen en het aantal voltijdse equivalenten tijdens het voorgaande kalenderjaar.
Tijdens een kalenderjaar mag een werkgever beide berekeningswijzen niet samen toepassen. Doet hij dat wel, dan worden alle tijdens het kalenderjaar toegekende anciënniteitspremies beschouwd als loon.
De werkgevers die zich op deze vrijstelling van bijdragen voor een anciënniteitspremie beroepen, moeten, op vraag van de RSZ, alle elementen en berekeningen aanbrengen die toelaten te beoordelen of de toegekende voordelen de maximumbedragen respecteren.
Bron: administratieve instructies RSZ
Fiscaal kader
De circulaire (Ci.RH. nr. 241/608.543, 23 mei 2011) handelt over een werknemer die een anciënniteitspremie ontvangt tijdens zijn loopbaan.
Om vrijgesteld te worden van de bedrijfsvoorheffing ( artikel 38 § 1, 1ste lid, 11° WIB ‘ 92) moet aan volgende voorwaarden worden voldaan:
- De premie mag slechts 2 maal worden toegekend tijdens de loopbaan van de werknemers bij eenzelfde werkgever.
- De eerste anciënniteitspremie mag slechts betaald worden vanaf een loopbaan van 25 jaar, met maximaal bedrag van 1 keer het brutobedrag van de maandwedde (voor aftrek van sociale zekerheidsbijdragen).
- De tweede anciënniteitspremie wordt ten vroegste betaald in het kalanderjaar waarin de werknemer 35 jaar dienst is bij de werkgever en bedraagt maximaal 2 keer het brutobedrag van de maandwedde( voor aftrek van sociale zekerheidsbijdragen).
Sinds 1 januari 2009 is er een alternatieve berekeningswijze voorzien. Het maximale bedrag mag tevens begroot worden op basis van het gemiddeld brutobedrag. De werkgever moet wel dezelfde berekeningswijze aanhouden voor 1 kalenderjaar.
Gevolg indien de werkgever deze voorwaarden niet naleeft:
- Voor de premies betaald of toegekend voor 1.1.2009, zal de volledige anciënniteitspremie als belastbaar voordeel beschouwd worden in de zin van artikel 31, 2e lid, 1° of 2° WIB 92. In dit geval vormt de premie een aftrekbare beroepskost voor de werkgever in de zin van artikel 52, 3° WIB 92, voor zover het bedrag van het voordeel overeenkomstig artikel 57, 2° WIB 92 op de individuele fiche wordt opgenomen.
- Voor de premies betaald of toegekend vanaf 1.1.2009, zal voor de werknemer slechts het gedeelte van de anciënniteitspremie dat de maximumgrens overschrijdt, aangemerkt worden als belastbaar voordeel. Gelet op het feit dat dit gekwalificeerd wordt als een belastbaar voordeel in de zin van artikel 31 lid 2, 1° of 2° WIB 92 , zal enkel op het overtollige gedeelte exceptionele bedrijfsvoorheffing worden ingehouden. Het gedeelte dat de maximumgrens niet overschrijdt, wordt bij de werknemer als een vrijgesteld sociaal voordeel beschouwd.
De premie wordt betaald of toegekend ten vroegste vanaf 25 of 35 jaar dienst. De premie kan met andere woorden ook toegekend worden wanneer men 26, 27, 28,… jaar in dienst is, zolang hij maar toegekend wordt naar aanleiding van die 25 of 35 jaar dienst.
Voor het verschijnen van de circulaire van 23 mei 2011 was geen sprake van een parallellisme tussen de fiscale en sociale regels. Voorheen vereiste de fiscus dat de toekenning van de premie effectief in het jaar gedaan werd waarin de werknemer 25 of 35 jaar dienst had, terwijl voor de sociale zekerheid de toekenning ook op een later tijdstip kon gebeuren.
Begrippen
Anciënniteitspremie
Een premie betaald of toegekend bij sluiting van de onderneming of bij pensionering en die eveneens op basis van het aantal dienstjaren bij de werkgever wordt vastgesteld, wordt niet als een anciënniteitspremie aangemerkt. De premie wordt immers niet toegekend omwille van het aantal jaren dienst bij de werkgever, maar omwille van de sluiting of de pensionering.
Wat indien het bestuur een supplement wenst toe te kennen? Vroeger kende een bestuur 250 euro toe naar aanleiding van 25 jaar dienst. Kan men een personeelslid een supplement geven, indien aan betrokkene reeds een premie betaald of toegekend werd? Zo ja, telt de vroegere toekenning van 250 euro reeds als een eerste premie en kan men enkel nog een supplement naar aanleiding van 25 jaar dienst toekennen?
Men kan een supplement toekennen, voor zover de actuele voorwaarden betreffende de regeling van de anciënniteitspremie gerespecteerd wordt. Men dient wel een onderscheid te maken tussen een vroegere vrijgestelde toekenning en een vroegere toekenning die als voordeel van alle aard beschouwd werd.
Werd de vroeger toegekende premie als voordeel van alle aard beschouwd, dan telt de toekenning niet als eerste toekenning in de zin van de gestelde voorwaarden (maximum twee maal toe te kennen gedurende de loopbaan). Men kan dus de vroegere premie gaan bijpassen tot maximaal één maal of twee maal de bruto maandwedde. Werd de vroegere premie daarentegen reeds vrijgesteld (feitenkwestie), dan geldt dit wel als een eerste toekenning in de zin van de gestelde voorwaarden.
Brutobedrag van de maandwedde
Deze vraag kan aan bod komen in volgende situaties:
- men is 27 jaar in dienst en krijgt de premie naar aanleiding van 25 jaar dienst…
- men is voltijds afwezig door loopbaanonderbreking, ziekte, …
- men geniet een of andere vorm van loopbaanvermindering…
Voor de bepaling van het bedrag van de anciënniteitspremie wordt, in principe, het brutobedrag van de maandwedde vóór aftrek van de socialezekerheidsbijdragen op het ogenblik van toekenning van de anciënniteitspremie in aanmerking genomen.
Voor de invulling van het begrip ‘brutobedrag van de maandwedde’ moet, gelet op het parallellisme bij de toepassing van de sociale en fiscale wetgeving inzake anciënniteitspremies, worden uitgegaan van de parameters die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid terzake hanteert. Aan dit begrip wordt een ruime interpretatie gegeven. Zowel de werkgever als de Rijksdienst hebben de nodige vrijheid voor de invulling van dit begrip. Men neemt wel aan dat het hier gaat om de normale maandwedde (gelet op de ruime interpretatie, kan hier bijvoorbeeld ook worden onder begrepen: premie verplegend en verzorgend personeel, premie toepassing maatregelen eindeloopbaan, premie bij halftijds vervroegde uittreding, ...).
De werkgever kan met andere woorden rekening houden met de loopbaan van de werknemer, met het arbeidsregime van de werknemer, met het gemiddelde loon over een bepaalde periode, de werkgever mag al dan niet rekening houden met het variabele loon (zoals: loon voor prestaties op een zaterdag of op een zondag, loon voor nachtprestaties, ...), dit alles met respect voor de vooropgestelde maximum bedragen in de regelgeving betreffende de anciënniteitpremie.
De volgende principes, door de RSZ gehanteerd, kunnen voor de grootte van de anciënniteitspremie duiding geven:
- een werknemer die een voltijdse arbeidsovereenkomst heeft, maar op het moment van de uitbetaling van de anciënniteitspremie halftijds werkt of voltijdse loopbaanonderbreking geniet (of die halftijds het werk hervat met toestemming van de adviserend geneesheer), mag dus toch een premie genieten op basis van zijn normale brutowedde als voltijdse. Het feit dat men al dan niet een tegemoetkoming van de werkgever krijgt als aanvulling bij de uitkering doet hieraan geen afbreuk;
- de werkgever kan voor de berekening steeds uitgaan van het huidige brutoloon, ook voor werknemers die zeer recent van een deeltijdse naar een voltijdse betrekking zijn overgeschakeld. Voor de voltijdse werknemers die zeer recent deeltijds gingen werken, kan het voltijdse bruto loon behouden blijven. De vraag is wat moet verstaan worden onder het begrip ‘zeer recent’? Er bestaat geen definitie van het begrip. Men dient dit te bekijken in een loopbaan van minimum 25 jaar bij dezelfde werkgever. In geval van twijfel kan de vraag voorgelegd worden aan de RSZ. Aan de hand van de concrete gegevens zal vervolgens een standpunt worden ingenomen, rekening houdend met alle verschillende factoren.
- de werkgever kan zich baseren op het normale brutoloon voor normale prestaties en is dus niet verplicht rekening te houden met personeelsleden die tijdelijk hun arbeidsprestaties verminderen en daardoor minder loon genieten (bijvoorbeeld naar aanleiding van het nemen van loopbaanonderbreking). De werkgever mag met andere woorden het deeltijds loon in aanmerking nemen voor het bepalen van het bedrag van de premie;
- een pro rata berekend refertemaandloon, dat rekening houdt met het aantal voltijdse en deeltijdse jaren van tewerkstelling, is eveneens aanvaardbaar;
- de eindejaarspremie (1/12de ervan) kan niet begrepen worden onder het begrip ‘brutobedrag van de maandwedde’.
Indien een lokaal bestuur een berekening van de premie wenst door te voeren, waarbij afgeweken wordt van bovenvermelde richtlijnen, zal men dit moeten kunnen verantwoorden.
Bron: Ci.RH. nr. 241/608.543, 23 mei 2011