Aanpassingen inzetbaarheidsbevorderende maatregelen

Aangemaakt op: 25/06/2024

Naar aanleiding van de zogenaamde arbeidsdeal, hebben ontslagen werknemers vanaf 1 januari 2023 het recht om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen wanneer er sprake is van een opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding van minimaal 30 weken (Art. 39ter WAO). De wetgever evalueert deze regelgeving en voert in de toekomst een aantal wijzigingen door. De voorziene wijzigingen hebben geen financiële impact op de werkgever. Hieronder bespreken we zowel de huidige regeling als de toekomstige aanpassingen.

Huidige regeling

De opzeggingstermijn van een ontslagen werknemer met een opzeggingstermijn van min. 30 weken wordt omgezet in een ontslagpakket. Dit ontslagpakket bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit opzeggingstermijn van 2/3de van de duur van de opzeggingstermijn (minstens 26 weken) of een overeenstemmende opzeggingsvergoeding. Het tweede deel bestaat uit de opzeggingstermijn/vergoeding gelijk aan het restant van opzegtermijn (na aftrek van de 2/3de).

In geval van een ontslag met een opzeggingstermijn heeft de werknemer vanaf het begin van de opzeggingstermijn het recht om afwezig te zijn van het werk met behoud van loon om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen (bv. een opleiding of coaching volgen) ten belope van een waarde gelijk aan het bedrag van de werkgeversbijdragen op de opzeggingstermijn van het tweede deel.

In geval van ontslag met betaling van een opzeggingsvergoeding dient de werknemer zich beschikbaar te houden om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen ten belope van een waarde gelijk aan het bedrag van de werkgeversbijdragen op de opzeggingsvergoeding van het tweede deel. Deze verplichting vervalt wanneer de werknemer een nieuwe arbeidsrelatie aangaat of een zelfstandige activiteit uitoefent.

Deze regeling is een aanvulling op de algemene regeling van outplacement en is trouwens niet van toepassing wanneer een transitietraject wordt gestart.

Toekomstige aanpassingen

De huidige regeling zoals hierboven uiteengezet blijft grotendeels behouden. Echter, in de toekomst zal het budget voor de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen niet langer afhangen van het loon van de werknemer. Elke ontslagen werknemer wiens opzeggingstermijn tenminste 30 weken bedraagt zal namelijk recht hebben op een eenmalig forfaitair bedrag van 1800 euro.

Het forfaitair budget zal nog steeds worden gefinancierd d.m.v. de werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn op het theoretische gedeelte van de opzeggingstermijn dat meer bedraagt dan twee derden van de opzeggingstermijn, met een minimum evenwel van 26 weken, of op de met dat gedeelte overeenstemmende opzeggingsvergoeding. De RSZ houdt deze werkgeversbijdragen in en stort deze door naar de RVA, die de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen terugbetaalt ten belope van maximaal 1800 euro. In geval van het presteren van een opzegtermijn, worden deze bijdragen ingehouden op het loon vanaf het begin van de lopende opzeggingstermijn.

Ten slotte werd er ook een nieuwe wettelijke definitie van inzetbaarheidsbevorderende maatregelen ingeschreven:

elke maatregel, inzonderheid de opleiding en de begeleiding waaraan de werknemer deelneemt, die wordt verstrekt door een professionele dienstverlener en die bedoeld is om de werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien. Tot die maatregelen behoren met name doch niet uitsluitend: bijkomend outplacement bovenop de algemene regeling van outplacement.

Inwerkingtreding: De nieuwe regeling zal van toepassing zijn op ontslagen vanaf een datum bepaald bij Koninklijk Besluit (en uiterlijk op 1 april 2025).

Bron: Wet van 15 mei 2024 houdende wijziging van het sociaal strafrecht en diverse arbeidsrechtelijke bepalingen, B.S. 21 juni 2024; Koninklijk besluit van 12 juni 2024 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, zh), en § 1nonies van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de procedure voor de terugbetaling van inzetbaarheidsbevorderende maatregelen, B.S. 21 juni 2024; Koninklijk besluit van 12 juni 2024 tot uitvoering van artikel 38, § 3vicies bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, B.S. 24 juni 2024.